Op deze pagina vindt u meer informatie over de onderzoeksprogramma’s op het gebied van seksuele gezondheid.
Afgerond onderzoek
Zelfstandig werkende sekswerkers zijn personen die geld of goederen ontvangen in ruil voor seks, dit doen zijn onafhankelijk van een derde partij, zoals een pooier. Het is voor de GGD erg lastig om deze groep te bereiken, omdat zij vaak niet gecentraliseerd zijn, zoals sekswerkers die in een seksinrichting werken. Met dit onderzoek hebben we geprobeerd inzicht te krijgen in het seksueel risicogedrag en testgedrag van zelfstandig werkende sekswerkers.
Er is een vragenlijst uitgezet op websites waar zelfstandig werkende sekswerkers adverteren. Hierbij hebben totaal 76 vrouwelijke sekswerkers (VSW) en 79 mannelijke sekswerkers (MSW) gereageerd. Uit de analyses is vervolgens gebleken dat zowel VSW en MSW die meededen aan het onderzoek een heteroseksuele voorkeur hebben tijdens werk en in hun privéleven (ongeveer twee derde). Tijdens vaginale seks gebruikte ongeveer één derde van de VSW en MSW niet altijd een condoom, dit was zelfs iets hoger bij receptieve (ontvangende) anale seks (46% VSW vs. 36% MSW). Ongeveer twee derde van zowel de VSW en MSW heeft een soa-test gedaan in het afgelopen jaar, daarbij gaven 12% van de VSW en 8% van de MSW aan positief te zijn getest op een soa. Opvallend is dat één derde van de deelnemende sekswerkers niet op de hoogte is van het gratis en anonieme testaanbod bij de GGD centra seksuele gezondheid.
Deze resultaten laten zien dat het zelf gerapporteerde soa posivititeitspercentage gelukkig niet erg hoog is. Toch zijn preventieve maatregelen nog wel nodig, gezien een aanzienlijk deel van de zelfstandig werkende sekswerkers niet altijd een condoom gebruik en één derde geen soa test heeft gedaan in het afgelopen jaar.
Daarnaast is er verder onderzoek nodig naar MSW die seks hebben met mannen en naar zelfstandig werkende sekswerkers met een niet Nederlandse afkomst en zelfstandig werkende sekswerkers met een lager opleidingsniveau, omdat er in onze studie overwegend hoger opgeleide, Nederlandse zelfstandig werkende sekswerkers meededen die vooral een heteroseksuele voorkeur hadden tijdens werk.
Resultaten
Artikel: Sexual risk and STI testing behaviour among Dutch female and male self-employed sex workers; a cross-sectional study using an Internet based survey
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Karlijn Kampman (arts Maatschappij en Gezondheid bij GGD Twente), Charlotte Peters (junior onderzoeker bij GGD Zuid Limburg), Femke Koedijk (epidemioloog bij GGD Twente), Triston Berkenbosch (preventiecoördinator en beleidsadviseur bij GGD Twente), Jeannine Hautvast (arts Maatschappij en Gezondheid en senior onderzoeker bij AMPHI) en Christian Hoebe (hoogleraar Sociale Geneeskunde bij de Universiteit Maastricht). Het onderzoek heeft geen financiële steun ontvangen.
Wanneer iemand een bezoek brengt aan de soapoli van de GGD worden diens soatestuitslagen in principe niet met de huisarts gedeeld. Deze studie onderzocht hoe Nederlandse cliënten van CSG’s denken over het delen van hun soatestuitslagen met hun huisarts, wat het perspectief is van CSG-zorgverleners.
Dit onderzoek, uitgevoerd in de Provincies Gelderland en Overijssel, laat zien dat het merendeel van de CSGbezoekers bereid is om soatestuitslagen met hun huisarts te delen, vooral omdat het medische informatie betreft. Als de soatestuitslagen in de toekomst gedeeld zullen worden, is het belangrijk om rekening te houden met de in dit onderzoek beschreven kanttekeningen van CSG-zorgverleners en cliënten. Dat is van belang met het oog op het behoud van de laagdrempeligheid van het CSG. Daarnaast moet de visie van huisartsen op dit thema nader onderzocht worden en zal met de CSG’s afgestemd bepaald moeten worden welke informatie er precies zal worden gedeeld. Uiteindelijk zal het delen van deze informatie de soazorg kunnen optimaliseren.
Resultaten
Artikel: Willen bezoekers van soapoli’s testuitslagen delen met de huisarts?
Betrokken medewerkers
Lydia Overtoom (junior onderzoeker – voorheen GGD Gelderland-Zuid), Noemi Nijsten (arts Seksuele Gezondheid (GGD Gelderland-Zuid) en Jeannine Hautvast (GGD Gelderland-Zuid & AMPHI)
Etnische minderheden afkomstig uit soa endemische gebieden hebben een hoger risico op SOA. Toch weten we niet veel over hoe vaak zij de SOA poli van de GGD bezoeken gerelateerd aan het aantal inwoners van een minderheid in die regio. Het doel van dit onderzoek was om te kijken naar de bezoek frequentie en het voorkomen van chlamydia bij verschillende etnische minderheden.
We hebben de bezoek frequentie van verschillende groepen etnische minderheden berekend door het aantal soa consulten te delen door het aantal inwoners in de regio behorend tot die specifieke etnische minderheid. Deze bezoekfrequentie is vergeleken met autochtonen.
Factoren geassocieerd met het hebben van een chlamydia infectie werden geanalyseerd middel multivariate regressie analyse.
In totaal zijn 23.841 cliënten een SOA poli in oost Nederland bezochten tussen 2011 en 2013 geïncludeerd in de studie. Hiervan behoorde 7% tot een etnische minderheid.
De bezoek frequentie van autochtonen was 22,5 per 1000, vergleken met 8,5 per 1000 bij etnische minderheden.
De bezoekfrequentie was in alle groepen lager dan bij autochtonen, behalve bij cliënten van de Antillen of Aruba, en met Latijns Amerikaanse afkomst.
Het vindpercentage chlamydia over alle groepen was 15,5%. Het hoogste vindpercentage (27,1%) werd gezien bij een Antilliaanse of Arubaanse afkomst.
Bij multivariate regressie analyse bleken de volgende factoren geassocieerd met het hebben van chlamydia: Noord en Oost Europese afkomst, Afrikaanse afkomst, Antiliaanse of Arubaanse afkomst, het hebben van soa klachten, heteroseksueel zijn, een partner in een risicogroep hebben, gewaarschuwd zijn, en meer dan 3 partners hebben in de afgelopen 6 maanden.
Op populatie niveau bezoeken de meeste etnische minderheden de soa poli minder vaak dan autochtonen, maar hebben zij een hoger vindpercentage van chlamydia. SOA poli’s zouden meer outreach activiteiten moeten ondernemen om etnische minderheden te bereiken omdat ze op dit moment niet voldoende bereikt worden terwijl zij wel vaker chlamydia hebben.
Resultaten
Artikel: Consultation rate and chlamydia positivity among ethnic minority clients at STI clinics in the Netherlands
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Saskia Ostendorf (Saskia.Ostendorf@vggm.nl), arts infectieziektebestrijding (GGD Gelderland-Midden) met ondersteuning van Ellen van Jaarsveld en Jeannine Hautvast (Academische Werkplaats AMPHI). Het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van de 2e fase opleiding voor Arts Maatschappij en Gezondheid.
Dit onderzoek beoogde het optreden van drugsgebruik tijdens seks en de ervaren voor- en nadelen bij swingers in kaart te brengen. In deze dwarsdoorsnede studie hebben we online vragenlijstgegevens van 1005 swingers geanalyseerd. Swingers werden gedefinieerd als heteroseksuele koppels die seks hadden met anderen of singles die seks hadden met heteroseksuele koppels.
Belangrijkste bevindingen zijn dat drugsgebruik tijdens de seks werd gerapporteerd door 44% van alle swingers. XTC/MDMA, GHB/GBL en lachgas werden het meest gebruikt tijdens de seks. Seks zonder condoom met swing partners kwam vaker voor onder swingers die drugs gebruikten dan swingers die geen drugs gebruikten. De meest genoemde motieven voor drugsgebruik tijdens de seks waren langere seks, toegenomen opwinding en minder remmingen. Bijna iedereen (94%) gaf aan drugsgebruik tijdens de seks plezierig te vinden. Het is belangrijk dat SOA poli’s veilige seks en veiliger drugsgebruik bespreekbaar maken bij swingers. Daarbij is het van belang om rekening te houden met de door swingers ervaren voordelen van drugsgebruik tijdens de seks.
Resultaten
Artikel: Prevalence of drug use during sex among swingers and perceived benefits and risks – a cross-sectional internet survey in the Netherlands
Betrokken medewerkers
Ymke Evers, Nicole Dukers-Muijrers, Karlijn Kampman; Genevieve van Liere; Jeannine Hautvast, Femke Koedijk en Christian Hoebe.
Personen uit een ‘risicogroep voor soa’ kunnen kiezen of zij een soa-test doen bij de GGD, de huisarts of een andere instelling. Wij hebben onderzocht welke overwegingen bij bezoekers van het Centrum Seksuele Gezondheid van vier GGD’en een rol hebben gespeeld bij hun keuze om voor een soatest naar de GGD te gaan. Personen die een GGD in de regio Oost bezochten voor een soa-consult werden gevraagd een vragenlijst in te vullen als ze behoorden tot minimaal een van de volgende vier risicogroepen: mannen die seks hebben met mannen (MSM), personen gewaarschuwd voor een soa, personen met klachten passend bij een soa en jongeren onder de 25 jaar. Er werden 609 personen geïncludeerd. In dit onderzoek tonen we aan dat ‘de deskundigheid van de GGD’, ‘het gemakkelijk vinden om een afspraak te maken bij de GGD’, ‘de gratis soa-test bij de GGD’ en ‘anonimiteit bij de GGD kan’ een rol spelen bij de keuze voor een soa-test bij de GGD. Daarnaast laat dit onderzoek zien dat er mensen zijn die wel tot de doelgroepen van de GGD behoren, maar aangeven bereid te zijn om zich te laten testen bij de huisarts.
Resultaten
– Artikel: Overwegingen om te kiezen voor een soa-test bij de GGD.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek is uitgevoerd door Manon Pelgrim (arts M&G profiel infectieziektebestrijding, GGD Gelderland-Midden) met ondersteuning van Academische Werkplaats AMPHI
In Nederland wordt de SOA-zorg, dat wil zeggen testen op SOA’s en eventueel bijbehorende behandeling, verricht door huisartsen, specialisten en poliklinieken seksuele gezondheid van de GGD-en. Tweederde van alle SOA consulten worden door huisartsen uitgevoerd.
Volgens de huidige regelingen kunnen personen met een vraag om een SOA-test in principe naar de huisarts gaan. Personen uit bepaalde hoogrisico groepen (waaronder leeftijd < 25 jaar, MSM) kunnen terecht bij de GGD voor een gratis test, als zij bijvoorbeeld niet naar de huisarts kunnen of willen. Laagdrempeligheid en de zorg voor risicogroepen is een belangrijk onderdeel van de regeling voor de GGD.
Bij zowel de huisarts als de GGD is er de afgelopen jaren sprake van een stijging van het aantal consulten en het aantal gevonden soa. Om deze reden is in 2013 de regeling geëvalueerd en naar aanleiding van de evaluatie is besloten een financieringsplafond in te stellen. Dit betekent o.a. dat ook risicogroepen de huisartsen moeten gaan bezoeken, omdat niet iedereen meer door de GGD kan worden getest. Het is onbekend wat de reden is dat sommige mensen zich bij de GGD laten testen en anderen bij hun huisarts.
Wij hebben onderzocht welke overwegingen bij bezoekers van het Centrum Seksuele Gezondheid van vier GGD’en een rol hebben gespeeld bij hun keuze om voor een soatest naar de GGD te gaan. Personen die een GGD in de regio Oost bezochten voor een soa-consult werden gevraagd een vragenlijst in te vullen als ze behoorden tot minimaal een van de volgende vier risicogroepen: mannen die seks hebben met mannen (MSM), personen gewaarschuwd voor een soa, personen met klachten passend bij een soa en jongeren onder de 25 jaar. Er werden 609 personen geïncludeerd. In dit onderzoek tonen we aan dat ‘de deskundigheid van de GGD’, ‘het gemakkelijk vinden om een afspraak te maken bij de GGD’, ‘de gratis soa-test bij de GGD’ en ‘anonimiteit bij de GGD kan’ een rol spelen bij de keuze voor een soa- test bij de GGD. Daarnaast laat dit onderzoek zien dat er mensen zijn die wel tot de doelgroepen van de GGD behoren, maar aangeven bereid te zijn om zich te laten testen bij de huisarts.
Resultaten
Artikel Overwegingen om te kiezen voor een soa-test bij de GGD
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Manon Pelgrim, arts infectieziektebestrijding (GGD Gelderland-Midden) met ondersteuning van Alma Tostmann en Jeannine Hautvast (Academische Werkplaats AMPHI).
MSM zijn een risicogroep voor soa. Naast andere risicofactoren is hun testfrequentie mogelijk ook een onderdeel van hun risicogedrag. Het landelijk advies is dat MSM zich tweemaal per jaar laten testen op soa. In dit onderzoek is gekeken naar het testfrequentie (dus hoevaak men een soa test doet) van mannen die seks hebben met mannen (MSM). De onderzoeksvraag was om te kijken hoe testfrequentie samenhangt met soa-positiviteit. De GGD’en in regio Oost hebben data beschikbaar gesteld van 2008 tot 2013. Alleen MSM met tenminste 3 consulten werden geselecteerd. Vervolgens hebben we MSM ingedeeld als frequente testers (hadden een gemiddeld testinterval van minder dan 6 maanden) of infrequente testers (hadden een gemiddeld testinterval van minder dan 6 maanden).
Totaal waren er 5954 MSM die één van de vijf GGD’en in regio Oost hadden bezocht tussen 2008 en 2013. 1913 MSM hadden vervolgens 3 of meer consulten. 1611 MSM hadden vervolgens de gelegenheid om – binnen de onderzoeksperiode- nog tenminste 18 maanden terug te komen voor een soa-test. Van deze 1611 MSM waren er 953 frequente testers (59,2%) en 658 infrequente testers (40,8%). Van de infrequente testers had 47,0% ooit een soa en van de frequente testers had 64,6% ooit een soa. Bij verdere analyse bleek dat MSM die ooit een soa hadden gehad, ooit seks hadden gehad met zowel mannen als vrouwen, vaker frequente testers waren. Bij het kijken naar de relatie tussen testfrequentie en soa-positiviteit, vonden we het volgende; MSM die ooit gewaarschuwd waren, MSM die ooit soa-gerelateerde klachten hadden en MSM die ooit gediagnosticeerd werden met HIV hadden vaker een soa.
Wat opvalt uit deze bevindingen is dat MSM die ooit gediagnosticeerd waren met HIV geen frequente testen zijn, maar wel vaker soa-positief zijn. De conclusie van het onderzoek is dan ook dat we HIV-positieve MSM moeten stimuleren zich vaker te laten testen op soa.
Resultaten
Meer informatie leest in de presentatie van het project.
Artikel Determinants of frequent and infrequent STI testing and STI diagnosis related to test frequency among men who have sex with men in the eastern part of the Netherlands: a 6-year retrospective study
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Karlijn Kampman, Nelle Koedijk en Femke Koedijk (allen GGD Twente) en Jeannine Hautvast (Academische Werkplaats AMPHI).
Kenmerken cliënten met seksueel geweldservaringen op de centra seksuele gezondheid in Oost Nederland
Aanvullende hulpverlening seksuele gezondheid heeft als doel de seksuele gezondheid in Nederland te bevorderen. Doelgroepen kunnen bij de GGD terecht bij voor – gratis en anonieme – aanvullende seksuele gezondheidszorg. Naast vragen op het gebied van soa, kunnen cliënten terecht met vragen over anticonceptie en onbedoelde zwangerschap, seksueel (dis)functioneren en seksueel geweld. Verpleegkundigen en artsen verrichten psychosociaal en lichamelijk onderzoek, geven informatie en advies en behandelen en verwijzen naar adequate hulpverleners. Daarnaast worden gegevens geregistreerd ten behoeve van ontwikkeling van het beleid en collectieve preventie op het terrein van seksuele gezondheid.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Rinske van der Bij (rvanderbij@ggdgelderlandzuid.nl), beleidsmedewerker AGZ (GGD Gelderland-Zuid) met ondersteuning van Alma Tostmann en Jeannine Hautvast (Academische Werkplaats AMPHI). Het werd gefinancierd door het budget van AMPHI voor kortlopend onderzoek.
Doel van dit onderzoek was het vaststellen van de respons op een SMS met een uitnodiging voor een hertest, 6 maanden nadat er een chlamydia-infectie is gediagnosticeerd en behandeld bij jongeren die de SOA-poli hebben bezocht in Overijssel, Gelderland, Brabant en Zeeland. Daarnaast is onderzocht hoeveel jongeren bij hertest positief testen en welke determinanten gerelateerd zijn aan gebruik maken van hertesten en aan een chlamydia-herinfectie.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Karlijn Kampman (K.Kampman@ggdtwente.nl), arts infectieziektebestrijding (GGD Regio Twente) in samenwerking met Helene Driessen (GGD West Brabant)en met ondersteuning van Jeannine Hautvast (Academische Werkplaats AMPHI), Femke Koedijk (GGD Regio Twente) en Ingrid van den Broek (CIB, RIVM).
Volgens landelijke data hebben mensen met een migratieachtergrond en lager opleidingsniveau meer soa’s. GGD Gelderland-Zuid ziet echter dat deze doelgroep weinig op de poli seksuele gezondheid verschijnt. Gaan deze mensen naar de huisarts voor een soa-test? Worden belangrijke doelgroepen gemist?
Dit onderzoek had als doel na te gaan of lager opgeleiden en of mensen met een migratieachtergrond zich op soa laten testen, en of zij daartoe de GGD of de huisarts consulteren.
Dit werd onderzocht aan de hand van elektronische patiëntendossiers van 11 huisartsenpraktijken in regio Gelderland-Zuid, en de data van het Centrum Seksuele Gezondheid, GGD Gelderland-Zuid.
Uit dit kleine oriënterende onderzoek blijkt dat in huisartsenpraktijken gelegen in een postcodegebied waarin relatief veel personen met een migratieachtergrond of een postcodegebied waarin relatief veel hoogopgeleiden wonen, meer soa-testen worden verricht. Tevens is gebleken dat in de regio Gelderland-Zuid mensen met een lager opleidingsniveau niet alleen ondervertegenwoordigd zijn bij de GGD, maar dat zij mogelijk ook niet bij de huisarts komen voor een soa-test. Aangezien uit landelijke data bekend is dat onder lager opgeleiden een hoger soa-vindpercentage wordt gezien, is het belangrijk deze doelgroep beter te bereiken. Advies is dat de GGD’en in samenspraak met huisartsen, het beleid ten aanzien van soa-testen van lager opgeleiden verbetert, zodat deze groepen zich vaker laten testen op soa’s.
Resultaten
Artikel: Worden belangrijke doelgroepen gemist in de soa-zorg?
Betrokken medewerkers
Contactpersoon is Colette van Bokhoven, arts Maatschappij en Gezondheid, GGD Gelderland-Zuid (cbokhoven@ggdgelderlandzuid.nl)
Swingers zijn heteroseksuele stellen die als stel zijnde aan partnerruil doen of groepsseks hebben met andere stellen of heteroseksuele vrijgezellen. Als ze een soa oplopen, is er een grote kans op verspreiding binnen het swingersnetwerk en mogelijk de algehele populatie.
Swingers kwamen tot 2015 vaak in aanmerking voor een gratis en anonieme soa-test op de GGD onder de reden ‘3 of meer sekspartners gehad in het afgelopen half jaar’. Maar deze risicogroep is komen te vervallen. Met dit onderzoek willen we kijken welk seksueel (risico)gedrag swingers hebben en of ze zich nog laten testen op soa. Om dit te bereiken hebben we dezelfde vragenlijst onder swingers uitgezet in 2011 en in 2018.
We hebben een vragenlijst online gezet op een aantal bekende swinger-datingsites. We hebben dezelfde vragenlijst gebruikt voor zowel 2011 als 2018. In deze vragenlijst zaten onder andere vragen over seksueel gedrag, soa testgedrag, psychosociale variabelen, zoals soa-testbarrières en sociale norm onder swingers.
In 2011 hebben 1173 swingers de vragenlijst helemaal ingevuld en in 2018 hebben 1005 swingers de vragenlijst helemaal ingevuld.
Het condoomgebruik onder swingers voor vaginale seks is afgenomen (73% in 2011 vs. 60% in 2018), dit was ook het geval bij orale seks (5% vs. 2%), en anale seks (85% vs. 75%). In 2011 had bovendien 23% ooit een soa gehad, dit was in 2018 30%. Het testen op soa was vergelijkbaar tussen 2011 en 2018 (ongeveer 65%).
We hebben ook nog gekeken naar predictoren (voorspellers) voor het gedaan hebben van een soa test in het afgelopen jaar, deze waren; vrouw zijn (OR 1.9), een hoge swingfrequentie hebben (OR 3.7 bij meer dan 12 keer swingen per jaar), thuis swingen (OR 1.6), een partnerwaarschuwing ontvangen hebben (OR 1.7), soa-testen belangrijk vinden (OR 4.3), geen druk ondervingen van sekspartners om te testen op soa (OR 0.6), als sekspartners zich ook regelmatig laten testen op soa (OR 10.0), het soa testen als een plicht ervaren (OR 2.1), geen test-barrières ervaren, zoals bang zijn voor de testprocedure (OR 1.9), te krappe openingstijden van de GGD ervaren (OR 1.6) en niet vergeten een afspraak te maken voor een soa-test (OR 3.0).
Op basis van deze bevindingen kunnen we stellen dat swingers eigenlijk wel een rationele self-selectie maken voor het doen van een soa-test. Maar toch zien we dat het condoomgebruik is afgenomen als we 2011 met 2018 vergelijken, het aantal swingers met een soa is toegenomen en nog steeds ruim 1/3 zich niet laat testen op soa. Daarom blijft het belangrijk preventieve strategiën in te zetten voor swingers.
Resultaten
Artikel: Sexual behaviour and STI testing among Dutch swingers: A cross-sectional internet based survey performed in 2011 and 2018
Betrokken medewerkers:
Het onderzoek is uitgevoerd door Karlijn Kampman, PhD-student bij het Radboudumc en werkzaam als arts Maatschappij en Gezondheid bij GGD Twente. Jeannine Hautvast is betrokken vanuit AMPHI en is tevens co-promotor.
Op de centra seksuele gezondheid van de GGD’en grenzend aan Duitsland wordt de afgelopen jaren door medewerkers gesignaleerd dat prostituanten vaak in grote Duitse seksclubs zijn geweest. De mannen geven aan dat ze daar gemakkelijk zonder condoom seks kunnen hebben en dat het goedkoper is. Als Nederlandse prostituanten vaker een soa oplopen in Duitse seksclubs vergroot dit de kans op introductie en verspreiding in Nederland. Het doel van dit onderzoek is daarom om het vindpercentage van SOA’s van Duitse prostituanten te vergelijken met Nederlandse prostituanten.
Om onze onderzoeksvraag te onderzoeken hebben we data van 8 GGD’en die grenzen aan Duitsland gebruikt. Alle mannelijke heteroseksuele cliënten die zeggen in het afgelopen half jaar betaald te hebben voor seks, zijn geselecteerd.
Totaal leverde dit 2664 cliënten op. De meeste cliënten hebben een sekswerker in Nederland bezocht (82.4%). Op de tweede plek kwam een bezoek aan een ‘ander land’ (9.9%), op de derde plek een bezoek aan een Duitse sekswerker (7.8%).
Bij verdere analyse zagen we dat oudere cliënten (OR 0.6) eerder soa-positief waren. Ook hadden cliënten die 20 of meer sekspartners hadden (OR 2.9), cliënten die geen condoom gebruikt hadden bij het laatste sekscontact (OR 2.2) en cliënten die naar Duitsland zijn gegaan om een sekswerker te bezoeken (OR1.7) vaker een soa.
Met deze bevindingen kunnen we concluderen dat een Duitse sekswerker bezoeken eerder leidt tot het oplopen van een soa, in vergelijking met andere landen (waaronder Nederland). Ook al zijn prostituanten geen risicogroep meer om in aanmerking te komen voor een gratis en anonieme soa-test bij de GGD, het blijft belangrijk om deze groep goed voor te lichten, als ze zich wel aandienen op de GGD.
Resultaten:
Artikel: Sexually transmitted infections in male heterosexual Dutch clients who visited German female cross-border sex workers: a 3 year retrospective study
Betrokken medewerkers:
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Karlijn Kampman, arts infectieziektebestrijding (GGD Regio Twente) met ondersteuning van Alma Tostmann en Jeannine Hautvast (Academische Werkplaats AMPHI).