Op deze pagina vindt u meer informatie over de onderzoeksprogramma’s op het gebied van seksuele gezondheid.
Lopend onderzoek
Etnische minderheden zijn een risicogroep voor SOA`s. In het nationaal SOA/HIV plan 2012-2016 zijn er specifieke doelstellingen geformuleerd tav etnische minderheden. Dit onderzoek bekijkt in welke mate deze groep in de regio Oost wordt bereikt, door de SOA poli’s.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Saskia Ostendorf (Saskia.Ostendorf@vggm.nl), arts infectieziektebestrijding (GGD Gelderland-Midden) met ondersteuning van Alma Tostmann en Jeannine Hautvast (Academische Werkplaats AMPHI). Het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van de 2e fase opleiding voor Arts Maatschappij en Gezondheid.
Op de centra seksuele gezondheid van de GGD’en grenzend aan Duitsland wordt de afgelopen jaren door medewerkers gesignaleerd dat prostituanten vaak in grote Duitse seksclubs zijn geweest. De mannen geven aan dat ze daar gemakkelijk zonder condoom seks kunnen hebben en dat het goedkoper is. De prostituees zouden veelal afkomstig zijn uit Oost-Europa. In recent ongepubliceerd onderzoek in Wesel en Duisburg (Rau et al, 2013) werd bij 22% van de prostituees gonorroe en/of chlamydia gevonden. Als Nederlandse prostituanten vaker een soa oplopen in Duitse seksclubs vergroot dit de kans op introductie en verspreiding in Nederland. Het doel van dit onderzoek is daarom om het vindpercentage van SOA’s van Duitse prostituanten te vergelijken met Nederlandse prostituanten.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Karlijn Kampman, arts infectieziektebestrijding (GGD Regio Twente) met ondersteuning van Alma Tostmann en Jeannine Hautvast (Academische Werkplaats AMPHI). Het wordt gefinancierd door het budget van AMPHI voor kortlopend onderzoek.
Afgerond onderzoek
Dit onderzoek beoogde het optreden van drugsgebruik tijdens seks en de ervaren voor- en nadelen bij swingers in kaart te brengen. In deze dwarsdoorsnede studie hebben we online vragenlijstgegevens van 1005 swingers geanalyseerd. Swingers werden gedefinieerd als heteroseksuele koppels die seks hadden met anderen of singles die seks hadden met heteroseksuele koppels.
Belangrijkste bevindingen zijn dat drugsgebruik tijdens de seks werd gerapporteerd door 44% van alle swingers. XTC/MDMA, GHB/GBL en lachgas werden het meest gebruikt tijdens de seks. Seks zonder condoom met swing partners kwam vaker voor onder swingers die drugs gebruikten dan swingers die geen drugs gebruikten. De meest genoemde motieven voor drugsgebruik tijdens de seks waren langere seks, toegenomen opwinding en minder remmingen. Bijna iedereen (94%) gaf aan drugsgebruik tijdens de seks plezierig te vinden. Het is belangrijk dat SOA poli’s veilige seks en veiliger drugsgebruik bespreekbaar maken bij swingers. Daarbij is het van belang om rekening te houden met de door swingers ervaren voordelen van drugsgebruik tijdens de seks.
Resultaten
Artikel: Prevalence of drug use during sex among swingers and perceived benefits and risks – a cross-sectional internet survey in the Netherlands
Betrokken medewerkers
Ymke Evers, Nicole Dukers-Muijrers, Karlijn Kampman; Genevieve van Liere; Jeannine Hautvast, Femke Koedijk en Christian Hoebe.
Personen uit een ‘risicogroep voor soa’ kunnen kiezen of zij een soa-test doen bij de GGD, de huisarts of een andere instelling. Wij hebben onderzocht welke overwegingen bij bezoekers van het Centrum Seksuele Gezondheid van vier GGD’en een rol hebben gespeeld bij hun keuze om voor een soatest naar de GGD te gaan. Personen die een GGD in de regio Oost bezochten voor een soa-consult werden gevraagd een vragenlijst in te vullen als ze behoorden tot minimaal een van de volgende vier risicogroepen: mannen die seks hebben met mannen (MSM), personen gewaarschuwd voor een soa, personen met klachten passend bij een soa en jongeren onder de 25 jaar. Er werden 609 personen geïncludeerd. In dit onderzoek tonen we aan dat ‘de deskundigheid van de GGD’, ‘het gemakkelijk vinden om een afspraak te maken bij de GGD’, ‘de gratis soa-test bij de GGD’ en ‘anonimiteit bij de GGD kan’ een rol spelen bij de keuze voor een soa-test bij de GGD. Daarnaast laat dit onderzoek zien dat er mensen zijn die wel tot de doelgroepen van de GGD behoren, maar aangeven bereid te zijn om zich te laten testen bij de huisarts.
Resultaten
– Artikel: Overwegingen om te kiezen voor een soa-test bij de GGD.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek is uitgevoerd door Manon Pelgrim (arts M&G profiel infectieziektebestrijding, GGD Gelderland-Midden) met ondersteuning van Academische Werkplaats AMPHI
In Nederland wordt de SOA-zorg, dat wil zeggen testen op SOA’s en eventueel bijbehorende behandeling, verricht door huisartsen, specialisten en poliklinieken seksuele gezondheid van de GGD-en. Tweederde van alle SOA consulten worden door huisartsen uitgevoerd.
Volgens de huidige regelingen kunnen personen met een vraag om een SOA-test in principe naar de huisarts gaan. Personen uit bepaalde hoogrisico groepen (waaronder leeftijd < 25 jaar, MSM) kunnen terecht bij de GGD voor een gratis test, als zij bijvoorbeeld niet naar de huisarts kunnen of willen. Laagdrempeligheid en de zorg voor risicogroepen is een belangrijk onderdeel van de regeling voor de GGD.
Bij zowel de huisarts als de GGD is er de afgelopen jaren sprake van een stijging van het aantal consulten en het aantal gevonden soa. Om deze reden is in 2013 de regeling geëvalueerd en naar aanleiding van de evaluatie is besloten een financieringsplafond in te stellen. Dit betekent o.a. dat ook risicogroepen de huisartsen moeten gaan bezoeken, omdat niet iedereen meer door de GGD kan worden getest. Het is onbekend wat de reden is dat sommige mensen zich bij de GGD laten testen en anderen bij hun huisarts.
Wij hebben onderzocht welke overwegingen bij bezoekers van het Centrum Seksuele Gezondheid van vier GGD’en een rol hebben gespeeld bij hun keuze om voor een soatest naar de GGD te gaan. Personen die een GGD in de regio Oost bezochten voor een soa-consult werden gevraagd een vragenlijst in te vullen als ze behoorden tot minimaal een van de volgende vier risicogroepen: mannen die seks hebben met mannen (MSM), personen gewaarschuwd voor een soa, personen met klachten passend bij een soa en jongeren onder de 25 jaar. Er werden 609 personen geïncludeerd. In dit onderzoek tonen we aan dat ‘de deskundigheid van de GGD’, ‘het gemakkelijk vinden om een afspraak te maken bij de GGD’, ‘de gratis soa-test bij de GGD’ en ‘anonimiteit bij de GGD kan’ een rol spelen bij de keuze voor een soa- test bij de GGD. Daarnaast laat dit onderzoek zien dat er mensen zijn die wel tot de doelgroepen van de GGD behoren, maar aangeven bereid te zijn om zich te laten testen bij de huisarts.
Resultaten
Artikel Overwegingen om te kiezen voor een soa-test bij de GGD
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Manon Pelgrim, arts infectieziektebestrijding (GGD Gelderland-Midden) met ondersteuning van Alma Tostmann en Jeannine Hautvast (Academische Werkplaats AMPHI).
MSM zijn een risicogroep voor soa. Naast andere risicofactoren is hun testfrequentie mogelijk ook een onderdeel van hun risicogedrag. Het landelijk advies is dat MSM zich tweemaal per jaar laten testen op soa. In dit onderzoek is gekeken naar het testfrequentie (dus hoevaak men een soa test doet) van mannen die seks hebben met mannen (MSM). De onderzoeksvraag was om te kijken hoe testfrequentie samenhangt met soa-positiviteit. De GGD’en in regio Oost hebben data beschikbaar gesteld van 2008 tot 2013. Alleen MSM met tenminste 3 consulten werden geselecteerd. Vervolgens hebben we MSM ingedeeld als frequente testers (hadden een gemiddeld testinterval van minder dan 6 maanden) of infrequente testers (hadden een gemiddeld testinterval van minder dan 6 maanden).
Totaal waren er 5954 MSM die één van de vijf GGD’en in regio Oost hadden bezocht tussen 2008 en 2013. 1913 MSM hadden vervolgens 3 of meer consulten. 1611 MSM hadden vervolgens de gelegenheid om – binnen de onderzoeksperiode- nog tenminste 18 maanden terug te komen voor een soa-test. Van deze 1611 MSM waren er 953 frequente testers (59,2%) en 658 infrequente testers (40,8%). Van de infrequente testers had 47,0% ooit een soa en van de frequente testers had 64,6% ooit een soa. Bij verdere analyse bleek dat MSM die ooit een soa hadden gehad, ooit seks hadden gehad met zowel mannen als vrouwen, vaker frequente testers waren. Bij het kijken naar de relatie tussen testfrequentie en soa-positiviteit, vonden we het volgende; MSM die ooit gewaarschuwd waren, MSM die ooit soa-gerelateerde klachten hadden en MSM die ooit gediagnosticeerd werden met HIV hadden vaker een soa.
Wat opvalt uit deze bevindingen is dat MSM die ooit gediagnosticeerd waren met HIV geen frequente testen zijn, maar wel vaker soa-positief zijn. De conclusie van het onderzoek is dan ook dat we HIV-positieve MSM moeten stimuleren zich vaker te laten testen op soa.
Resultaten
Meer informatie leest in de presentatie van het project.
Artikel Determinants of frequent and infrequent STI testing and STI diagnosis related to test frequency among men who have sex with men in the eastern part of the Netherlands: a 6-year retrospective study
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Karlijn Kampman, Nelle Koedijk en Femke Koedijk (allen GGD Twente) en Jeannine Hautvast (Academische Werkplaats AMPHI).
Kenmerken cliënten met seksueel geweldservaringen op de centra seksuele gezondheid in Oost Nederland
Aanvullende hulpverlening seksuele gezondheid heeft als doel de seksuele gezondheid in Nederland te bevorderen. Doelgroepen kunnen bij de GGD terecht bij voor – gratis en anonieme – aanvullende seksuele gezondheidszorg. Naast vragen op het gebied van soa, kunnen cliënten terecht met vragen over anticonceptie en onbedoelde zwangerschap, seksueel (dis)functioneren en seksueel geweld. Verpleegkundigen en artsen verrichten psychosociaal en lichamelijk onderzoek, geven informatie en advies en behandelen en verwijzen naar adequate hulpverleners. Daarnaast worden gegevens geregistreerd ten behoeve van ontwikkeling van het beleid en collectieve preventie op het terrein van seksuele gezondheid.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Rinske van der Bij (rvanderbij@ggdgelderlandzuid.nl), beleidsmedewerker AGZ (GGD Gelderland-Zuid) met ondersteuning van Alma Tostmann en Jeannine Hautvast (Academische Werkplaats AMPHI). Het werd gefinancierd door het budget van AMPHI voor kortlopend onderzoek.
Doel van dit onderzoek was het vaststellen van de respons op een SMS met een uitnodiging voor een hertest, 6 maanden nadat er een chlamydia-infectie is gediagnosticeerd en behandeld bij jongeren die de SOA-poli hebben bezocht in Overijssel, Gelderland, Brabant en Zeeland. Daarnaast is onderzocht hoeveel jongeren bij hertest positief testen en welke determinanten gerelateerd zijn aan gebruik maken van hertesten en aan een chlamydia-herinfectie.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Karlijn Kampman (K.Kampman@ggdtwente.nl), arts infectieziektebestrijding (GGD Regio Twente) in samenwerking met Helene Driessen (GGD West Brabant)en met ondersteuning van Jeannine Hautvast (Academische Werkplaats AMPHI), Femke Koedijk (GGD Regio Twente) en Ingrid van den Broek (CIB, RIVM).