Op deze pagina vindt u meer informatie over de onderzoeksprogramma’s op het gebied van infectieziekten en vaccinatie
Lopend onderzoek
De Wereld Gezondheid Organisatie bestempelt twijfel over vaccinaties als top-10 bedreiging van de gezondheid. Als gevolg van deze twijfel, accepteren minder mensen vaccins en daalt de vaccinatiegraad. Hierdoor zijn bijvoorbeeld het aantal gevallen van mazelen wereldwijd toegenomen.
Op dit moment hebben we in Nederland onvoldoende zicht op de groep ouders die twijfelt over hun keuze om kinderen wel of niet te vaccineren. Daarnaast toonde eerder onderzoek van AMPHI aan dat reflectie op waarden en ervaringen belangrijk zijn voor ouders in hun te nemen besluit over accepteren van vaccinatie voor hun kind.
Dit onderzoek zal deze situatie in kaart brengen. Allereerst door op te helderen wat twijfel over vaccinaties is en hoe dit het beste gemeten kan worden. Deze eerste stap wordt gemaakt door de uitvoering van een systematic review naar dit thema.
De stap die hierop volgt is het CHOICE onderzoek, wat gaat over twijfel bij ouders in de keuze om wel of niet te vaccineren. We zullen bij een grote groep ouders van pasgeboren kinderen twijfel over vaccinaties in kaart brengen en onderzoeken hoe deze twijfel zich verhoudt tot bijvoorbeeld eerder vaccinatiegedrag en belangrijke normen en waarden.
Op basis van de bevindingen zal een volgende stap in het onderzoek zijn om innovatieve interventies te ontwikkelen die deze twijfel verminderen en de acceptatie van de vaccinaties van het Rijksvaccinatieprogramma stimuleren.
We beogen twee interventies te ontwikkelen, waarin reflectie op waarden en ervaringen gestimuleerd wordt. Eén aanpak omvat een online reflectie instrument, de andere betreft een specifieke wijze van gespreksvoering in het vaccinatie informatie gesprek. Het effect van deze interventies op de mate van twijfel, vertrouwen en vaccinatie acceptatie bij ouders zal gemeten en geëvalueerd worden.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Daphne Bussink. Dit promotie onderzoek is onderdeel van haar AIOTO traject. Vanuit AMPHI wordt dit project begeleid door Jeannine Hautvast, Olga Visser en Marlies Hulscher. Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiële steun van ZonMw.
De algemene vaccinatiegraad in Nederland is de laatste jaren aan het dalen. Hoewel de vaccinatiegraad voor alle vaccinaties daalt, is de afname voor HPV (Humaan Papilloma Virus) opvallend. Bij invoering van deze vaccinatie in 2010 was de vaccinatiegraad onder 14-jarige meisjes 56%. In 2017 was de HPV-vaccinatiegraad gedaald naar 45,5%, een verdere afname met 8% t.o.v. het jaar daarvoor (RIVM-rapport 2018-2008). Uit voorlopige cijfers (RIVM 2019) blijkt dat er in 2018 voor het eerst geen verdere daling te zien is in de HPV-vaccinatiegraad in Nederland. Dit wijst echter nog steeds op een lage vaccinatiegraad. Ook de opkomst voor de meningococcen vaccinaties was in sommige gemeenten in West-Brabant niet zo hoog (in 2018 varierend van 61% tot 92%).
Het doel van het onderzoek is te exploreren op welke manier een interventie met schooleducatie over vaccinaties en aanbod van vaccinaties in de middelbare schoolsetting gewenst en haalbaar is en of deze kan bijdragen aan een goed geïnformeerde en bewuste keuze rond vaccineren door adolescenten.
De volgende vragen komen in ons onderzoek aan bod:
- Draagt schooleducatie over vaccinaties bij aan een geïnformeerde keuze van vaccinatie (of intentie tot vaccinatie) bij adolescenten?
- Wordt aanbod van vaccinaties op school door adolescenten en ouders als gewenst, en door docenten en GGD als haalbaar gezien?
Er zal een pilotstudie uitgevoerd worden op 3 middelbare scholen in diverse gemeenten in West-Brabant.
Als pilot zullen op de scholen 2 interventies uitgevoerd worden:
a. Biologieles aan 12 jarigen over vaccinaties
b. HPV aanbod op school.
Om te meten of er een verandering in geïnformeerde keuze ontstaat bij leerlingen door het volgen van de vaccinatie les, zal de geïnformeerde keuze via een vragenlijst zowel voorafgaand aan de les gemeten worden als ook 4 weken nadien. Dit wordt gescoord op basis van: kennis. attitude en overweging (vragenlijst gebaseerd op Lehmann et all. 2017). Deze vragenlijst zal worden afgenomen bij de meisjes tijdens een les op school.
Om de mening van ouders en leerlingen over de gewenstheid van het informatie- en vaccinatie aanbod op school te meten, zullen de vaccinatie aanbod leerlingen en hun ouders daar 2 weken na moment van vaccinatie aanbod een vragenlijst over ontvangen. Bij de jongens zal alleen een vragenlijst worden afgenomen m.b.t hun mening over de lessen.
Om de mening van GGD en school over de haalbaarheid van het vaccinatie-aanbod op school te meten, zullen zij daar 2 weken na de vaccinaties over worden geïnterviewd.
Het onderzoek wordt gefinancierd vanuit het programmabudget van het project Regionale Ondersteuning van het RIVM.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Esther Lodder, projectleider en arts Maatschappij en Gezondheid, Francis Konings, arts Maatschappij en Gezondheid GGD en Geert van dijk, arts Maatschappij en Gezondheid GGD. Allen werkzaam bij GGD West Brabant. Met ondersteuning van de Academische Werkplaats AMPHI.
De acceptatie van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) in de groep 0-4 jarigen vertoont sinds 2014 perioden met geringe daling. Dit kan leiden tot een heropleving van door vaccinatie te voorkomen ziekten, bijvoorbeeld mazelen. Hierdoor is er in toenemende mate aandacht voor de groep ouders die twijfelt over de RVP vaccinaties voor hun kind. Op dit moment weten we nog weinig over het besluitvormingsproces bij ouders en welke factoren hierin een rol spelen. Met onze voorgaande CHOICE studie hebben we in kaart gebracht hoeveel ouders twijfelen over hun beslissing om te vaccineren. Helaas hebben maar heel weinig ouders met een laag opleidingsniveau aan deze studie mee gedaan.
Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken hoe lager opgeleide ouders een beslissing nemen over RVP-vaccinaties en in hoeverre twijfel en andere factoren een rol spelen bij deze besluitvorming.
Binnen dit 1 jaar durende onderzoek gaan we in gesprek met laagopgeleide ouders (of verzorgers) met een eerstgeboren kind <9 maanden oud van wie het eerste reguliere RVP-vaccinatiemoment reeds heeft plaatsgevonden. Er zullen kwalitatieve interviews worden afgenomen, waarin vragen worden gesteld over de gedachten en ervaringen met betrekking tot vaccineren en hoe het keuzeproces is verlopen en ervaren.
We hopen met dit onderzoek nieuwe informatie over het besluitvormingsproces en vaccinatietwijfel bij ouders uit de betreffende doelgroep in kaart te brengen, en daarmee weer een stap te nemen naar de ontwikkeling van een interventie ter ondersteuning van de besluitvorming over vaccinaties.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Tim Wiersma, Arts-onderzoeker AMPHI-Infectieziekten. Het onderzoek wordt vanuit AMPHI begeleid door Daphne Bussink – PhD student & AIOS Maatschappij en Gezondheid profiel Infectieziektebestrijding (AIOTO), Jeannine Hautvast – Senior onderzoeker en coördinator AMPHI-Infectieziekten en Marlies Hulscher – Hoogleraar Kwaliteit van Zorg voor Infectieziekten Radboudumc.
Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiële steun van: Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vanuit gelden voor het programma ‘Versterking infectieziektebestrijding en pandemische paraatheid GGD’en’ in 2023-2024
Afgerond onderzoek
Door uitbraken van infectieziekten die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid, zoals bijvoorbeeld mazelen, maar ook COVID-19, is er veel aandacht voor vaccineren. Hoewel vaccinaties één van de meest effectieve en veilige interventies zijn binnen de publieke gezondheid, lijkt vaccinatie acceptatie niet altijd vanzelfsprekend. In 2019 riep de WHO ‘vaccine hesitancy’ uit tot een van de meest belangrijke bedreigingen voor de volksgezondheid wereldwijd.
Er is vanuit verschillende disciplines binnen de medische en sociale wetenschappen veel onderzoek gedaan naar vaccinatietwijfel. Het concept wordt echter gebruikt om verschillende zaken aan te duiden, waardoor de term vaccinatietwijfel gelijk wordt gesteld aan, bijvoorbeeld, vertrouwen in vaccinaties, lage vaccinatiegraad en lage intentie tot vaccinatie. Dit heterogene gebruik van de term vaccinatietwijfel leidt tot onduidelijkheid, verwarring en uiteindelijk ook tot onderzoeksresultaten die niet goed met elkaar te vergelijken zijn.
Het systematisch literatuuronderzoek laat zien dat de term vaccinatietwijfel in de literatuur betrekking heeft op gedachten en gevoelens die men heeft met betrekking tot vaccineren (bv zorgen hebben over de veiligheid van vaccins), aan het gedrag dat men vertoont (bv het weigeren van een vaccin) of aan besluitvorming met betrekking tot vaccinatie (bv besluiteloos zijn in het nemen van een beslissing over vaccineren). De term vaccinatietwijfel wordt dus heel breed gebruikt en zelf binnen deze categorieën is er veel variatie tussen onderzoekers.
Het literatuuronderzoek laat ook zien dat er veel verschillende meetinstrumenten zijn om vaccinatietwijfel vast te stellen bij personen, variërend van complexe instrumenten met veel subschalen en vragen tot instrumenten bestaande uit één enkele vraag, bijvoorbeeld ‘Heeft u ooit een vaccinatie geweigerd?’. Deze instrumenten sluiten deels aan bij de drie hierboven geschetste categorieën, maar sommige instrumenten hanteren weer andere concepten, waaronder intentie (bv ‘hoe waarschijnlijk is het dat u het vaccin zult nemen als het beschikbaar wordt?’) en vaccinatiebereidheid (bv ‘in hoeverre bent u bereid het vaccin te nemen?’). De bevindingen laten zien dat het huidige gebruik van de term vaccinatietwijfel diffuus en verwarrend is, dat het concept vaccinatietwijfel en de instrumenten waarmee het gemeten wordt niet altijd matchen, en dat opheldering noodzakelijk is om onderzoek te verbeteren.
De auteurs pleiten ervoor om de term vaccinatietwijfel, die nu te breed en inclusief wordt ingezet, voortaan te reserveren voor een toegespitste en eenduidige definitie. Zij concluderen dat vaccinatietwijfel het beste kan worden omschreven als een psychologische staat van besluiteloosheid bij het maken van een beslissing omtrent vaccinaties. Door eenduidige interpretatie en gebruik van het concept vaccinatietwijfel zullen studieresultaten beter te vergelijken zijn en kunnen, bijvoorbeeld, de voorspellers van vaccinatietwijfel beter onderzocht worden.
Resultaten
– Artikel: A systematic literature review to clarify the concept of vaccine hesitancy
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Daphne Bussink. Dit promotie onderzoek is onderdeel van haar AIOTO traject. Bij dit deelonderzoek werkten mee: Jeannine Hautvast, Olga Visser, Lisa Vandeberg en Marlies Hulscher (vanuit AMPHI en Radboudumc).
Ongevaccineerde vrouwen die nooit rubella (rodehond) hebben gehad kunnen tijdens de zwangerschap nog besmet raken. Rubella tijdens de zwangerschap kan leiden tot het congenitaal rubellasyndroom en ernstige aangeboren afwijkingen bij de ongeboren baby. Binnen de reformatorische gezindte komen rubellaepidemieën regelmatig voor. De laatste rubellaepidemie in Nederland was in 2004-2005, waarin 11 kinderen geboren werden met het congenitaal rubellasyndroom.
In een mixed-methods onderzoek is onder ongevaccineerde reformatorische vrouwen gekeken naar hun persoonlijke ervaringen met rubella. Daarbij is gekeken of deze vrouwen de antistoftest op rubella zouden accepteren als deze aangeboden zou worden. Tevens is onderzocht of ze een rubellavaccinatie zouden accepteren, indien uit de test zou blijken dat ze nog vatbaar zijn voor rubella.
Voor het onderzoek vulden 167 ongevaccineerde reformatorische vrouwen tussen de 18 en 40 jaar een vragenlijst in. Daarnaast zijn 10 ongevaccineerde reformatorische vrouwen geïnterviewd.
Uit de vragenlijsten en interviews blijkt dat driekwart (74%) van de vrouwen ervaring heeft met rubella. Bijna 70% van de vrouwen denkt dat ze geen rubella meer kan krijgen, en 24% van de vrouwen twijfelt hierover. De meeste vrouwen wisten (vrijwel) zeker dat ze rubella hebben gehad, omdat hun ouders dat vertelden. Het was niet altijd duidelijk of het echt om rubella ging of een andere ‘vlekjesziekte’. Maar een paar vrouwen kregen ooit een rodehond antistoftest aangeboden.
Meer dan de helft van de vrouwen (56%) twijfelt of ze een rodehond antistoftest zou laten doen als deze aangeboden werd. 23% van de vrouwen zou de test zeker niet willen, en 21% van de vrouwen zou de test zeker wel willen. Wanneer de test zou uitwijzen dat ze nog rubella kon krijgen, dan wilde 41% van de vrouwen geen vaccinatie tegen rodehond. Slechts 4% van de vrouwen wil dit wel. De rest van de vrouwen (55%) twijfelt hierover.
Vrouwen noemen verschillende religieuze reden om niet gevaccineerd te willen worden. Daarbij ervaren ze rodehond niet als direct gevaar, omdat er op dit moment geen rodehond voorkomt. Als er een rodehonduitbraak zou zijn, dan willen de vrouwen wel informatie over rodehond en hoe ze besmetting kunnen voorkomen.
Op basis van de resultaten adviseren de onderzoekers verloskundigen en andere zorgverleners om ongevaccineerde vrouwen te informeren over rubella, de antistoftest en vaccinatie. Vrouwen die twijfelen of ze zich willen laten testen en vaccineren, moeten ondersteuning aangeboden krijgen bij maken van deze keuze volgens de onderzoekers.
Resultaten
Artikel: Considerable doubt about rubella screening and vaccination among unvaccinated orthodox protestant women: a mixed-methods study
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Anne de Munter, Voormalig onderzoeker bij Academische werkplaats AMPHI Radboudumc in samenwerking met GGD Gelderland-Zuid, Radboudumc en Maastricht University. Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiële steun van RIVM regio gelden.
Het onderzoeksproject, wat gestart is in 2017, bestond uit een kwalitatief en kwantitatief onderzoek waarin we in kaart gebracht hebben hoe het besluitvormingsproces van vrouwen met een reformatorische achtergrond eruit ziet en wat zij nodig hebben om tot een besluit te komen. In het onderzoek hebben we ons gericht op de maternale kinkhoestvaccinatie.
Fases in besluitvorming
Aanleiding voor het onderzoek is de opname van de kinkhoestvaccinatie voor zwangere vrouwen in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) eind 2019. Bekend is dat er binnen de reformatorische gezindte in het algemeen meer twijfel over vaccinatie bestaat. De onderzoekers wilden erachter komen hoe dat zit met vaccinatie tijdens de zwangerschap. Tijdens het eerste deel van het onderzoek stelden zij vast dat het besluitvormingsproces bij reformatorische vrouwen bestaat uit twee fases: een oriëntatiefase waarin de vrouwen verschillende informatie willen vergaren, en een fase waarin de vrouwen hun keuze willen overdenken vanuit waarden die zij belangrijk vinden.
Vervolgonderzoek
In het vervolgonderzoek, waarvan de resultaten onlangs werden gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Vaccine, is gekeken naar de informatiebehoefte en behoefte aan gesprekken van de vrouwen. Hoeveel vrouwen willen informatie ontvangen? Welke informatie willen zij ontvangen en van wie? Met wie willen ze in gesprek over de vaccinatie? Daarbij is gekeken of er verschil is in deze behoeften tussen vrouwen die zeker weten dat ze de vaccinatie willen ontvangen, vrouwen die zeker weten dat ze de vaccinatie niet willen ontvangen, en vrouwen die nog twijfelen over hun keuze. In totaal namen 467 vrouwen tussen de 18 en 40 jaar met een reformatorische achtergrond deel aan het onderzoek. Zij vulden een uitgebreide vragenlijst in tussen oktober 2018 en januari 2019. Het invullen van de vragenlijsten vond plaats voordat de kinkhoestvaccinatie voor zwangere vrouwen werd opgenomen in het RVP.
Behoefte aan informatie
Meer dan de helft (56%) van de vrouwen gaf aan dat als de vaccinatie aangeboden zou worden tijdens hun zwangerschap, ze niet direct konden zeggen of de ze vaccinatie wilden ontvangen. Bijna een derde (32%) gaf aan dat zeker níet te willen en 12% zeker wél. Veel vrouwen willen informatie over de vaccinatie en over de ziekte kinkhoest (73%) en gaan zelf op zoek naar informatie op internet (68%) als ze de vaccinatie aangeboden krijgen. Maar liefst 87% wil met familie of vrienden in gesprek over de vaccinatie. De behoefte aan gesprekken is het grootst onder vrouwen die nog twijfelen of ze de vaccinatie willen ontvangen. Vrouwen die de vaccinatie zeker willen, hebben vooral behoefte aan informatie over de voor- en nadelen en aan een persoonlijk advies van de verloskundige of jeugdarts. Vrouwen die de vaccinatie zeker niet willen ontvangen, hebben de meeste behoefte aan informatie van vaccinatie-kritische websites en vanuit homeopathische of natuurgeneeskundige visie.
Overdenkingsfase
Uit het vragenlijstonderzoek komt ook naar voren dat het zelfstandig nemen van een besluit door het afwegen van voor- en nadelen en het overwegen van religieuze waarden van belang zijn voor reformatorische vrouwen. Daarnaast speelt ook het vertrouwen in de vaccinatie en de instantie die de vaccinatie aanbiedt een rol. Dit vertrouwen is het hoogst onder vrouwen die de vaccinatie zeker wel willen ontvangen, en het laagst onder vrouwen die deze zeker niet willen ontvangen. De behoefte om zelf voor- en nadelen af te wegen is het hoogst onder vrouwen die nog twijfelen over hun besluit. De behoefte om religieuze argumenten te overwegen is gelijk onder vrouwen die de vaccinatie wilden accepteren, weigeren of hier nog over twijfelden.
Aanbeveling
De informatie uit het onderzoek is bruikbaar voor verloskundigen en jeugdgezondheidszorgartsen en –verpleegkundigen. De informatie helpt hen om het besluitvormingsproces bij de kinkhoestvaccinatie tijdens zwangerschap beter te begrijpen en om de vaccinatiezorg verder te verbeteren. De onderzoekers adviseren deze zorgverleners om bij alle vrouwen na te gaan welke informatie zij nodig hebben. En waar zij de vrouwen kunnen helpen om een weloverwogen besluit te nemen over de vaccinatie.
Resultaten
Artikel: Deciding about maternal pertussis vaccination: associations between intention, and needs and values in a vaccine-hesitant religious group
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Anne de Munter, PhD Student Radboudumc, Jeannine Hautvast, Senior onderzoeker en coördinator AMPHI-Infectieziekten, Helma Ruijs, arts Maatschappij en Gezondheid, RIVM, Henri Spaan, huisarts, Marlies Hulscher, hoogleraar Kwaliteit van Zorg voor infectieziekten Radboudumc en Rob Ruiter, hoogleraar Gezondheid en Sociale Psychologie Maastricht University. Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiële steun van RIVM regio gelden.
Binnen de reformatorische gezindte bestaat er meer vaccinatietwijfel en is de vaccinatiegraad aanzienlijk lager dan in de rest van Nederland, met als gevolg dat er met enige regelmaat infectieziekteuitbraken voorkomen. Verschillende van deze infectieziekten kunnen gevaarlijk zijn voor zwangere vrouwen en/of voor ongeboren of pasgeboren baby’s.
Het onderzoeksproject, wat gestart is in 2017, bestond uit een kwalitatief en kwantitatief onderzoek waarin we in kaart gebracht hebben hoe het besluitvormingsproces van vrouwen met een reformatorische achtergrond eruit ziet en wat zij nodig hebben om tot een besluit te komen. In het onderzoek hebben we ons gericht op de maternale kinkhoestvaccinatie “Decision-making on maternal pertussis vaccination among women in a vaccine-hestitant religious group: Stages and needs” schetst in een raamwerk de verschillende fasen van het besluitvormingsproces. Vijfentwintig reformatorische vrouwen uit verschillende kerkgenootschappen (OGG, GGiN, GG, HHK, CGK en PKN) hebben deelgenomen aan een diepte-interview, een online groepsgesprek of beide. De data-analyse liet zien dat het besluitvormingsproces van deze vrouwen bestaat uit een oriëntatiefase en een overdenkingsfase.
De oriëntatiefase omvat de informatiebehoefte en behoefte van vrouwen om met anderen in gesprek te gaan over de vaccinatie. De meeste vrouwen lezen in deze fase de ontvangen informatie van hun verloskundige of een andere zorgverlener en gaan vervolgens zelf actief naar informatie die zij belangrijk vinden; bijvoorbeeld inhoudelijke informatie over kinkhoest of de kinkhoestvaccinatie, en religieuze/ethische standpunten over de vaccinatie. Vrouwen wilden de vaccinatie vooral met hun echtgenoot bespreken, maar ook met ouders, zussen, vriendinnen of andere zwangere vrouwen, of in een persoonlijk gesprek met hun zorgverlener.
Naast de oriëntatiefase constateerden we een overdenkingsfase, waarin de vrouwen verschillende waarden afwegen die voor hen belangrijk zijn in hun besluit; verantwoordelijkheid als ouder, geloofsovertuiging en gezondheid.
Vrouwen vonden het belangrijk dat hun uiteindelijke besluit weloverwogen was en dat het een besluit was waar zij en haar echtgenoot samen achter konden staan.
Het inzicht in de verschillende fases van de besluitvorming kan zorgverleners helpen om reformatorische vrouwen te ondersteunen in hun besluitvormingsproces. We adviseren zorgverleners om alle vrouwen te informeren en voldoende tijd te bieden voor de besluitvorming.
Resultaten
Artikel: Decision-making on maternal pertussis vaccination among women in a vaccine-hestitant religious group: Stages and needs
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Anne de Munter, PhD Student Radboudumc. De begeleiding wordt gedaan door: Jeannine Hautvast, Helma Ruijs en Marlies Hulscher . Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiële steun van RIVM regio gelden.
Inzicht in de bof-mazelen-rode hond (BMR) vaccinatiegraad is essentieel voor de infectieziektebestrijding, zeker gezien de toename van mazelen in Europa. De BMR-vaccinatiegraad onder asielzoekerskinderen in Gelderland-Zuid werd onderzocht voor basisimmuniteit (ten minste één BMR) en up-to-date zijn (een of twee doses, afhankelijk van de leeftijd). Tevens werd onderzocht welke asielzoekerskinderen niet (voldoende) gevaccineerd waren en is de registratie bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) (Praeventis) vergeleken met die bij de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (digitaal dossier Jeugdgezondheidszorg (DDJGZ)).
Uit Praeventis werden vaccinatiegegevens verzameld van asielzoekerskinderen die tussen 2013 en 2016 als asielzoeker naar Nederland zijn gekomen, bij dataverzameling 0 tot 19 jaar oud waren, in de regio Gelderland-Zuid woonden en die in zorg zijn bij de GGD Gelderland-Zuid jeugdgezondheidszorg.
Meer dan 95 % van de asielzoekerskinderen was gevaccineerd tegen bof, mazelen en rodehond (basisimmuniteit). Dit betekent dat deze groep goed beschermd is tegen mazelen. Wel was de vaccinatiestatus van oudere asielzoekerskinderen (12 tot 19 jaar) en asielzoekerskinderen uit Eritrea en Ethiopië minder vaak up-to-date dan die van andere asielzoekerskinderen (OR = 0,3). Volgens Praeventis was de vaccinatiestatus van 84,0 % van de asielzoekerskinderen up to-date. Volgens het DDJGZ was dit 91,7 %.
Het advies aan de jeugdgezondheidszorg is om extra aandacht te besteden aan de vaccinatie van asielzoekerskinderen van 12 tot 19 jaar en asielzoekerskinderen uit Eritrea/Ethiopië.
Resultaten
Artikel BMR-vaccinatiegraad van asielzoekerskinderen in GGD-regio Gelderland-Zuid
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek is uitgevoerd door Carsten van Rossum, Nynke Nutma, Emilie Ruiter, Helma Ruijs en Alma Tostmann
Sinds de invoering van de HPV-vaccinatie voor 12/13-jarige meisjes in het Rijksvaccinatieprogramma in 2009 fluctueert de HPV-vaccinatiegraad over de jaren. Daarbij varieert deze vaccinatiegraad flink tussen gemeenten.
In een databaseonderzoek is gekeken naar invloed van verschillende sociale, economische en culturele variabelen op de HPV-vaccinatieacceptatie van alle meisjes die in 2012 (n= 102.456), 2014 (n=100.988) en 2017 (n=96.439) deze vaccinatie aangeboden kregen. Door de invloed van factoren op de HPV-vaccinatie in drie jaartallen te meten is gekeken of deze factoren de fluctuatie van de vaccinatiegraad over de tijd ten dele kunnen verklaren.
Uit de resultaten blijkt dat deze invloed van de factoren op HPV-vaccinatieacceptatie over de jaren niet of nauwelijks verschilt. Er kunnen wel duidelijke subgroepen aangewezen worden met een lagere HPV-vaccinatiegraad:
- Meisjes die nooit een BMR vaccinatie hebben ontvangen in het verleden, hebben een significant lagere HPV-vaccinatieacceptatie in vergelijking met meisjes die één of twee BMR-vaccinaties hebben gehad.
- Meisjes van wie één of beide ouders niet in Nederland geboren zijn hebben een duidelijk lagere HPV-vaccinatieacceptatie, in vergelijking met meisjes van wie beide ouders in Nederland geboren zijn. De laagste HPV-vaccinatieacceptatie zien we onder meisjes van wie één of twee ouders in Marokko of Turkije geboren zijn.
- Meisjes woonachtig in wijk met een lage sociaaleconomische-status (SES) hebben gemiddeld de laagste HPV-vaccinatieacceptatie. Daaropvolgend hebben meisjes woonachtig in een laag-gemiddelde en hoog-gemiddelde SES wijk een lagere vaccinatieacceptatie in vergelijking tot meisjes woonachtig in een wijk met een hoge SES.
- Meisjes hebben een gemiddeld lagere vaccinatieacceptatie als ze in een gemeente wonen waar een hoger aandeel dan gemiddeld stemt op ChristenUnie en SGP. Omgekeerd hadden meisjes een gemiddeld hogere HPV-vaccinatieacceptatie als ze in een gemeente wonen waar een hoger aandeel dan gemiddeld stemt op VVD, SP of D66.
Afstand tot priklocatie en stedelijkheidsniveau van de gemeente bleken nauwelijks van invloed op HPV-vaccinatieacceptatie.
De resultaten uit dit onderzoek kunnen, aanvullend op informatie en consultatie op maat voor subgroepen met een lage HPV-vaccinatiegraad, gebruikt worden in de vaccinatiecampagne voor jongere doelgroepen en jongens die aanvangt in 2022.
Resultaten
Artikel ‘Determinants of HPV-vaccination uptake and subgroups with a lower uptake in the Netherlands’ en de
Factsheet onderzoek subgroepen met lage HPV-vaccinatiegraad
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Anne de Munter en Helma Ruijs (GGD Gelderland-Zuid) in samenwerking met de afdeling Epidemiologie en Surveillance van het RIVM. Het onderzoek wordt vanuit AMPHI begeleid door Jeannine Hautvast. Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiële steun van RIVM regio gelden.
Bij mazelenepidemieën in Nederland is het merendeel van de patiënten niet gevaccineerd vanwege religieuze bezwaren tegen vaccinatie. Tijdens mazelenepidemie van 2013/2014 viel op dat de gemiddelde leeftijd van de patiënten hoger was dan bij de voorgaande epidemie (in 1999/2000). Ook waren onder mensen die ouder waren dan 14 jaar meer ziektegevallen dan onder mensen jonger dan 14 jaar. Mensen ouder dan 14 jaar waren al geboren voor de epidemie van 1999/2000, maar hebben die epidemie gemist, want een mazeleninfectie biedt levenslange bescherming. Bij mazelen op (jong) volwassen leeftijd, is het risico op complicaties en ziekenhuisopnames verhoogd.
Doel van ons onderzoek was het identificeren van factoren die samenhangen met het missen van mazelen tijdens een epidemie. Anders gezegd: wat zijn risicofactoren voor het niet krijgen van mazelen tijdens een epidemie en dus voor het krijgen van mazelen tijdens een latere epidemie.
We hebben een patiënt-controle onderzoek uitgevoerd met een online vragenlijst. Patiënten waren reformatorische jongeren (geboren in 1988-1998), die tijdens de mazelenepidemie in 2013/2014 bij GGD’en zijn gemeld (n=204). Controles waren reformatorische jongeren (geb. 1988-1998) die als kind mazelen hebben gehad (epidemie 1999/2000) (n=563). Patiënten zijn benaderd door de GGD waar ze gemeld waren. Controles zijn benaderd via reformatorische (sociale) media, verschillende reformatorische middelbare scholen en de sneeuwbalmethode.
De analyse werd uitgevoerd in twee leeftijdsgroepen omdat schoolgang een grote invloed heeft op het oplopen van een mazeleninfectie. De eerste groep jongeren, geboren in 1996-1998, waren tijdens epidemie in 1999/2000 baby of peuter en gingen dus nog niet naar school; de tweede groep jongeren, geboren in 1988-1995, wel. Risicofactoren voor het missen van mazelen bij baby’s en peuters (n=391) waren het niet hebben van oudere broers/zussen, niet wonen in de Bible Belt en behoren tot een minder conservatief reformatorisch kerkgenootschap. Schoolgaande kinderen (n=376) met een verhoogd risico op het missen van mazelen waren kinderen die niet woonden in de Bible Belt en/of niet naar een reformatorische basisschool gingen.
Uit dit onderzoek kunnen we concluderen dat minder conservatieve reformatorische jongeren een hoger risico hebben om mazelen te missen en op hogere leeftijd nog vatbaar te zijn. Uit eerder onderzoek bleek dit juist de doelgroep te zijn die meer bereid is tot vaccinatie. Medische professionals die te maken hebben met deze doelgroep, bijvoorbeeld op consultatiebureaus, reisvaccinatiecentra of arbodiensten, kunnen hen erop wijzen dat ze mogelijk nog vatbaar zijn voor mazelen en uitleg geven over de mogelijkheid van inhaalvaccinatie.
Resultaten
Artikel: Risk factors for persisting measles susceptibility: a case-control study among unvaccinated orthodox Protestants
Meer informatie leest u in de presentatie van het project.
Betrokken medewerkers
Dit project wordt uitgevoerd door Helma Ruijs en Anne de Munter-Mulder (beiden GGD Gelderland Zuid) met een subsidie uit het RIVM Regiobudget.
Olga Visser, onderzoeker bij AMPHI en arts infectieziektebestrijding bij GGD regio Utrecht, onderzocht factoren die ervoor zorgen dat zorgverleners en ouders een kinkhoestvaccinatie accepteren om jonge baby’s te beschermen tegen kinkhoest. Vervolgens heeft ze met behulp van Intervention Mapping een pilot vaccinatieprogramma ontwikkeld, dat aansluit op de meest relevante en veranderbare factoren. Visser’s onderzoek naar acceptatie van vaccinatie kan ook worden toepast bij andere vaccinatievraagstukken.
Bewuste beslissing over vaccinatie
Visser toonde aan dat goede informatie voor zorgverleners en ouders niet voldoende is om een bewuste keuze te maken over een kinkhoestvaccinatie. Veel van hen vinden het moeilijk om de beschikbare informatie op waarde te schatten en konden deze niet goed gebruiken om een keuze te maken. “Ze hebben veel aandacht voor het feit dat niet alle informatie waar is, maar doordat foutieve informatie vaak herhaald wordt, is het lastig om alle informatie te wegen,” aldus Visser. Zorgverleners en ouders vonden het behulpzaam om bij het maken van hun keuze in gesprek te gaan met anderen in een vergelijkbare situatie.
Naast de verwerking van informatie zijn ook ervaring en vertrouwen belangrijke thema’s in het keuzeproces. Visser: “Eerdere ervaringen met vaccinatie of de betreffende ziekte kleuren het beeld dat mensen hebben van de vaccinatie. Ook mensen die eerder in aanraking kwamen met een verplicht vaccinatieprogramma waar ze niet helemaal achter konden staan, vertellen dat ze zich aangetast voelden in hun autonomie. Dit leidde bij een volgend vaccinatie aanbod tot extra weerstand.” Daarnaast heeft het vertrouwen dat mensen hebben in de overheid, de wetenschap en de farmaceutische industrie invloed op de acceptatie van vaccinaties.
Om ouders en zorgverleners te helpen bij het nemen van een beslissing over vaccinatie, ontwikkelde Visser een keuzehulp. Daarin worden persoonlijke en professionele waarden als uitgangspunt genomen. Door deze waarden – zoals verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid, vrijheid of veiligheid – toe te kennen aan vaccinatie en deze te vergelijken met de eigen waarden kunnen volwassenen beter tot een overwogen beslissing komen.
Maatschappelijke impact
In 2017 bracht de Gezondheidsraad een advies uit om zorgverleners die in direct contact komen met jonge kinderen een vaccin tegen kinkhoest aan te bieden. De minister van Sociale Zaken nam dit advies over en raadde werkgevers aan om hun werknemers dit vaccin aan te bieden. Dit gebeurt echter nog niet vaak. “Voordat mijn keuzehulp kan worden aangeboden om zorgverleners te helpen met hun keuze met betrekking tot vaccinatie, zullen werkgevers ervan overtuigd moeten worden dat ze deze vaccinatie moeten aanbieden aan hun werknemers,” zegt Visser.
Visser onderzocht ook de voor- en nadelen van het vrijwillige vaccinatieprogramma zoals dat nu in Nederland bestaat. Hierin komen belangrijke argumenten naar voren om in de Nederlandse context voorkeur te houden voor vrijwillige vaccinatie. Dit advies is ook onlangs aangeboden aan de Raad van State. Dit sluit aan bij de discussie om kinderdagverblijven toe te staan kinderen zonder vaccinaties te weigeren. Het onderzoek van Visser is niet beperkt tot vraagstukken rondom een kinkhoestvaccinatie voor volwassenen, maar kan veel breder getrokken worden. Visser: “Het ontwikkelde model kan worden toegepast op alle vaccinatievraagstukken en zo leiden tot bewustere vaccinatiekeuzes.”
Resultaten
Proefschrift “Preventing pertussis in early infancy”
Artikel “Cocooning ter preventie van kinkhoest: een haalbare strategie in Nederland?”
Artikel “Intention to Accept Pertussis Vaccination for Cocooning: A Qualitative Study of the Determinants”
Artikel “Assessing determinants of the intention to accept a pertussis cocooning vaccination: A survey among Dutch parents”
Artikel “Assessing determinants of the intention to accept a pertussis cocooning vaccination: A survey among healthcare workers in maternity and paediatric care”
Betrokken medewerkers
Dit promotie-onderzoek wordt uitgevoerd door Olga Visser (Olga.Visser@radboudumc.nl). De begeleiding wordt gedaan door: Jeannine Hautvast, Marlies Hulscher en Koos van der Velden. Het onderzoek is gefinancierd door ZonMw.
Rubella kan tijdens de zwangerschap tot ernstige aangeboren afwijkingen leiden bij het kind. Door op antistoffen tegen rubella te screenen kan vastgesteld worden of een zwangere vrouw beschermd is tegen rubella. Aan een niet-beschermde vrouw kan na de zwangerschap vaccinatie worden aangeboden zodat zij bij een eventuele volgende zwangerschap wel beschermd is. Wij onderzochten in Oost-Nederland hoe verloskundigen met rubellascreening omgaan. Iets meer dan de helft van de verloskundigen (57,6%, 95% BI 50,8-64,4) screent elke zwangere ten minste één keer. Een kwart van de verloskundigen screent alleen de risicogroepen (24,6 %, 95% BI 18,7-30,5), de rest screent helemaal niet (17,7%, 95% BI 12,5-22,9). Opvallend is dat zowel verloskundigen die alle zwangere vrouwen screenen als verloskundigen die helemaal niet screenen beide aanvoeren dat dit het standaardbeleid is. Er is kennelijk geen consensus over het screeningsbeleid.
Resultaten
Artikel “Rubellascreening bij zwangere vrouwen door verloskundigen”
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek is uitgevoerd door Helma Ruijs, A. van Harten-Gerritsen, R. Akkermans, H. de Haan-Burggraaf en Jeannine Hautvast.
Waterpokken is een in Nederland zeer veel voorkomende infectieziekte veroorzaakt door het varicella zostervirus. Op de leeftijd van 5 jaar heeft 97% van de kinderen waterpokken doorgemaakt. De ziekte verloopt over het algemeen mild, ziekenhuisopnames en ernstige complicaties komen relatief weinig voor. Infecties bij immuungecompromitteerden en zwangeren kunnen echter ernstig verlopen.
Er is een vaccin beschikbaar tegen varicella zostervirus en er is discussie gaande of deze vaccinatie al dan niet opgenomen moet worden in het RVP. De Gezondheidsraad heeft advisering over vaccinatie tegen varicella zoster virus opgenomen in haar werkprogramma. Het RIVM brengt in dat kader de ziektelast veroorzaakt door waterpokken nauwkeurig in beeld. Daarnaast start het RIVM in 2012 een onderzoek naar de acceptatie van vaccinatie tegen waterpokken onder ouders. In aanvulling hierop is een onderzoek naar het standpunt van medewerkers in de gezondheidszorg gewenst. Voor kosten-effectiviteitsanalyses is gedetailleerde informatie over de te verwachten acceptatie cq de te bereiken vaccinatiegraad van groot belang en deze wordt onder andere beïnvloed door de opstelling van medewerkers in de gezondheidszorg. Al deze informatie zal door de Gezondheidsraad meegewogen worden in haar uiteindelijke advies.
Deze studie heeft als doel inzicht te krijgen in de kennis over waterpokken van medewerkers van GGD-afdelingen Infectieziektebestrijding en consultatiebureaus, hun perceptie van de ernst van de ziekte en hun attitude ten opzichte van eventuele vaccinatie tegen waterpokken. De resultaten kunnen gebruikt worden om de voorlichting over waterpokken te verbeteren en om de besluitvorming over het al dan niet opnemen van vaccinatie tegen varicella in het RVP te ondersteunen.
Resultaten
Artikel: Negative attitude and low intention to vaccinate universally against varicella among public health professionals and parents in the Netherlands: two internet surveys.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Helma Ruijs (hruijs@ggdgelderlandzuid.nl), arts M&G, GGD Gelderland-Zuid en Nicole Leerssen (voor heen GGD Riviereland) met ondersteuning van Alma Tostmann en Jeannine Hautvast (beiden Academische Werkplaats AMPHI). Het werd gefinancierd door RIVM regio-budget gelden (regio Oost).
Doel van deze studie was om zowel kwantitatief als kwalitatief inzicht te verkrijgen in de acceptatie van vaccinatie door bevindelijk gereformeerden. Eerst werden omvang en vestigingsplaatsen van de verschillende bevindelijk gereformeerde kerken in kaart gebracht en onderzocht wat de vaccinatiegraad binnen deze groepering was. Vervolgens werd geïnventariseerd welke factoren een rol speelden bij de individuele beslissing om al dan niet tot vaccinatie over te gaan en wat de invloed was van medische professionals en religieuze leiders.
De vaccinatiegraad onder bevindelijk gereformeerden is een stuk lager dan onder de rest van de Nederlandse bevolking. Daardoor steken er in de zogenoemde Bible Belt met enige regelmaat epidemieën de kop op van ziekten als bof, mazelen en rodehond. De onderzoekers van AMPHI en de GGD wilden weten of het percentage mensen in deze gemeenschap dat vaccineert in de loop van de tijd aan verandering onderhevig is. Zij stuurden via reformatorische bladen en websites uitnodigingen voor de enquête, en zij spoorden deelnemers aan om zelf bekenden uit te nodigen. Zo deden uiteindelijk bijna duizend mensen tussen 18 en 40 mee. Van hen was 55 procent gevaccineerd. Van hun ouders was dat iets meer dan 40 procent. Ongeveer 65 procent was van plan om (eventuele) kinderen te laten vaccineren, of had dit al laten doen. Deelnemers die zelf gevaccineerd waren, die religieus minder conservatief waren en/of hoger opgeleid waren, lieten vaker hun eigen kinderen vaccineren. Hoe conservatiever de geloofsgemeenschap, hoe lager de vaccinatiegraad. In de meest conservatieve groepen (Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeenten) was de vaccinatie-graad bij zowel deelnemers als hun ouders rond de 10 procent, en maar 1 op de 5 was van plan zijn of haar kinderen te laten vaccineren.
Resultaten
Proefschrift “Acceptance of Vaccination among Orthodox Protestants in The Netherlands”
Artikel “Increase in vaccination coverage between subsequent generations of orthodox Protestants in The Netherlands”
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd als een promotieonderzoek van Helma Ruijs. Het werd begeleid door Jeannine Hautvast, Marlies Hulscher en Koos van der Velden
Tussen 2009 en 2012 was er een bofuitbraak gaande in Nederland waarbij voornamelijk universiteitsstudenten getroffen werden. Om meer zicht te krijgen in de determinanten van de bereidheid van universitaire studenten om de BMR vaccinatie te accepteren, werd dit onderzoek uitgevoerd.
Het onderzoek bestond uit twee fasen. De eerste fase bestond uit diepte-interviews met studenten die als kind niet (volledig) gevaccineerd waren, en die nu bewust wel of niet de bof inhaalvaccinatie accepteerden. In de tweede fase werd het relatieve belang van deze determinanten in het al dan niet accepteren van dit aanbod onderzocht, door een online vragenlijst af te nemen bij een representatieve groep universiteitsstudenten.
Resultaten
Artikel “Determinants of students’ willingness to accept a measles-mumps-rubella booster vaccination during a mumps outbreak: a cross-sectional study”
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd samen met Cib-RIVM op basis van een van ZonMw verkregen subsidie. De studie werd uitgevoerd door: Hanneke Donkers, Jeannine Hautvast, Helma Ruijs en Marlies Hulscher. Voor informatie kunt u mailen naar: Jeannine.Hautvast@radboudumc.nl.
Ondanks de hoge vaccinatiegraad komen er in Nederland met enige regelmaat epidemieën voor van ziekten als polio, mazelen en rodehond. Deze epidemieën zijn veelal beperkt tot de reformatorische gezindte, een groepering van 250.000 personen waar religieuze bezwaren tegen vaccinatie leven. Om een bewuste keuze te stimuleren en aan de informatiebehoefte binnen de reformatorische gezindte tegemoet te komen is er met subsidie van ZonMw in samenwerking met de Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV, een patiëntenvereniging op Bijbelse grondslag) een brochure ontwikkeld voor ouders uit de reformatorische gezindte waarin de religieuze argumenten voor en tegen vaccinatie aan de orde komen.
De brochure werd begin 2013 gelanceerd en in samenwerking met de NPV breed onder de aandacht van de doelgroep gebracht, onder andere via het NPV-ledenblad en via NPV-bijeenkomsten. De brochure was ook beschikbaar voor medewerkers in de JGZ, ten tijde van de mazelen epidemie in 2013 om mee te geven aan ouders. Met dit evaluatie-onderzoek willen we nagaan of de brochure de doelgroep bereikt, aan hun informatiebehoefte voldoet en invloed heeft op hun besluitvorming.
Resultaten
Link naar “Vaccinatie in de reformatorische gezindte : brochure professionals”
Artikel Increase in vaccination coverage between subsequent generations of orthodox Protestants in The Netherlands
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Helma Ruijs (hruijs@ggdgelderlandzuid.nl), arts M&G, en Henri Spaan (beiden GGD Gelderland-Zuid) met ondersteuning van Alma Tostmann en Jeannine Hautvast (beiden Academische Werkplaats AMPHI). Het wordt gefinancierd door RIVM regio-budget gelden (regio Oost).