Op deze pagina vindt u meer informatie over de onderzoeksprogramma’s op het gebied van infectieziekten en vaccinatie
Lopend onderzoek
Kinkhoest
Kinkhoest is een erg besmettelijke ziekte van de luchtwegen, die bekend staat om het langdurige hoesten. Vroeger was kinkhoest vooral een kinderziekte, die rond 1900 in Nederland nog ongeveer 1000 overleden kinderen per jaar op het geweten had. In 2008 schatte de WHO dat wereldwijd jaarlijks 16 miljoen mensen een kinkhoestinfectie doormaken, waarvan ongeveer 195.000 kinderen overlijden. In Nederland worden per jaar nu 4000 tot 8000 gevallen van kinkhoest gemeld, waarvoor bij 250 tot 500 patiënten ziekenhuisopname noodzakelijk is en gemiddeld één patiënt – meestal een ongevaccineerde zuigeling – overlijdt. Ernstig verloop van de ziekte komt dus vooral voor bij jonge kinderen en dan met name ongevaccineerde zuigelingen. Dit wordt veroorzaakt door complicaties als pneumonie, onderbrekingen van de ademhaling (apneus) en hoge hersendruk tijdens de hoestbuien. Bij volwassenen of gevaccineerde (oudere) kinderen verloopt de ziekte meestal milder en kan langdurig hoesten het enige symptoom zijn.
Cocooning
Het is dus zaak om vooral de pasgeboren kinderen te beschermen, tot de kindervaccinaties goed hun werk hebben kunnen doen. Eerder onderzoek wijst uit dat de zuigelingen die kinkhoest krijgen dit vooral oplopen via het gezin. Ook gezondheidszorg medewerkers die met zuigelingen werken, zoals verloskundigen of kraamverzorgenden, kunnen een rol spelen in de overdracht van kinkhoest naar een zuigeling. In navolging van het buitenland wordt in Nederland nu ook gesproken over het voorkomen van kinkhoest bij mensen rondom een zuigeling door vaccinatie, om zo de overdracht naar de zuigelingen te voorkomen. Deze manier van het beschermen van zuigelingen wordt cocooning genoemd. Of dit voor Nederland ook een goed idee is, is op dit moment onderwerp van discussie in de Gezondheidsraad.
Doel van het Prikki onderzoek is het ontwikkelen en testen van een effectief implementatieplan voor cocooning ter preventie van kinkhoest onder verschillende doelgroepen.
Voordat een effectief implementatieplan kan worden ontwikkeld is het eerst belangrijk te weten welke factoren de acceptatie van cocooning ter preventie van kinkhoest bevorderen of belemmeren, zodat hier rekening mee kan worden gehouden in het implementatieplan. Deze factoren worden via verschillende methodes geïdentificeerd:
- Kwalitatief onderzoek. Hiertoe zijn in 2011 en 2012 13 groepsinterviews en 6 individuele interviews gehouden met de verschillende doelgroepen voor vaccinatie (ouders van pasgeborenen, kraamverzorgenden, verloskundigen, verpleegkundigen die met zuigelingen werken).
- Kwantitatief onderzoek. Op basis van literatuur, theorie en het kwalitatieve onderzoek zijn vragenlijsten voor de verschillende doelgroepen ontwikkeld. Eind 2012, begin 2013 is het Prikki vragenlijstonderzoek uitgevoerd onder ouders, kraamverzorgenden, verloskundigen en verpleegkundigen die met jonge zuigelingen werken. In totaal hebben 486 (22%) kraamverzorgenden, 323 (38%) verloskundigen, 200 (22%) verpleegkundigen die met zuigelingen werken en 282 (16%) ouders de vragenlijst ingevuld. De intentie om kinkhoestvaccinatie in het kader van cocooning te accepteren wisselt per doelgroep en varieert van 41% tot 78%.
In de vragenlijst is gevraagd naar factoren die de beslissing rondom vaccinatie beïnvloeden. De belangrijkste factor is de eigen mening over de vaccinatie. Ook de mening van anderen over de vaccinatie, of het makkelijk is de vaccinatie te halen, of je verwacht spijt te hebben als je niet gevaccineerd bent en de mate van twijfel over de beslissing beïnvloeden de intentie voor vaccinatie.
In de vragenlijst is ook gevraagd naar de achtergrond van deze eigen mening over kinkhoestvaccinatie in het kader van cocooning. Van belang is hierbij:
- Hoe de persoon over het algemeen over vaccinaties denkt
- Hoe groot de persoon het risico inschat kinkhoest over te dragen op een zuigeling
- De morele norm van de persoon met betrekking tot vaccinaties (bijvoorbeeld het verantwoordelijkheidsgevoel als professional)
- Hoe effectief de persoon verwacht dat cocooning is, met betrekking tot het voorkomen van kinkhoest bij zuigelingen.
- Hoe de persoon verwacht zich te voelen na een vaccinatie (bijvoorbeeld niet angstig of er zijn geen bijwerkingen opgetreden)Op dit moment wordt gewerkt aan het meenemen van al deze factoren in het pilot onderzoek wat voor 2014 gepland staat. In deze pilot zal kinkhoestvaccinatie worden aangeboden aan alle doelgroepen in één regio in Nederland, om te kijken of de wijze van aanbieden effectief is in termen van vaccinatieacceptatie.
Resultaten
Artikel “Cocooning ter preventie van kinkhoest: een haalbare strategie in Nederland?”
Artikel “Intention to Accept Pertussis Vaccination for Cocooning: A Qualitative Study of the Determinants”
Artikel “Assessing determinants of the intention to accept a pertussis cocooning vaccination: A survey among Dutch parents”
Artikel “Assessing determinants of the intention to accept a pertussis cocooning vaccination: A survey among healthcare workers in maternity and paediatric care”
Betrokken medewerkers
Dit promotie-onderzoek wordt uitgevoerd door Olga Visser (Olga.Visser@radboudumc.nl). De begeleiding wordt gedaan door: Jeannine Hautvast, Marlies Hulscher en Koos van der Velden. Het onderzoek is gefinancierd door ZonMw.
Binnen de reformatorische gezindte, waar de vaccinatiegraad aanzienlijk lager is dan in de rest van Nederland, komen met enige regelmaat infectieziekteuitbraken voor. De gemiddelde leeftijd van patiënten stijgt tijdens epidemieën en daarmee wordt ook het risico voor reformatorische vrouwen vergroot om tijdens de zwangerschap besmet te raken met een infectieziekte welke risicovol kan zijn tijdens de zwangerschap, zoals rodehond of mazelen. Tevens heeft de Gezondheidsraad in 2015 het advies uitgebracht om vrouwen tijdens de zwangerschap kinkhoestvaccinatie aan te bieden om pasgeboren zuigelingen te beschermen tegen kinkhoest.
In deze studie worden de determinanten in kaart gebracht welke bij zowel gevaccineerde als ongevaccineerde reformatorische vrouwen een rol spelen in hun besluitvorming over het al dan niet accepteren van vaccinatie tijdens de zwangerschap (kinkhoest) of voorafgaande aan de zwangerschap (BMR), een periode waarin infectieziekten een directe bedreiging kunnen zijn voor moeder en kind.
Het onderzoek bestaat uit een kwalitatieve en kwantitatieve deelstudie. Binnen de kwalitatieve deelstudie wordt door middel van semigestructureerde diepte-interviews en focusgroepen geëxploreerd welke determinanten een rol spelen bij vaccinatie-acceptatie van deze vrouwen. Momenteel zijn er 15 interviews uitgevoerd (met hulp van stagiaire Dagmar van Nimwegen) en worden de voorbereidingen getroffen voor de focusgroepen die in dit najaar zullen worden uitgevoerd.
Vervolgens wordt met een kwantitatief vragenlijstonderzoek getoetst hoe groot de invloed van de determinanten, die uit de kwalitatieve deelstudie naar voren zijn gekomen zijn, is op vaccinatie-acceptatie. Naar verwachting wordt begin 2018 met het vragenlijstonderzoek gestart.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Anne de Munter, Helma Ruijs en Jeannine Hautvast. Verder zijn diverse wetenschappelijke adviseurs en een externe adviesgroep aangesloten bij het onderzoek.
In 2010 werd de HPV-vaccinatie voor 12-jarige meisjes ingevoerd in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Sinds de invoering is de vaccinatiegraad al vrij laag, maar de laatste jaren is deze nog sterker gedaald, naar een landelijke vaccinatiegraad van 45,5% in 2017. Lokale verschillen zijn groot,
maar gemeenten met een lage HPV-vaccinatiegraad liggen zeker niet allemaal in de Bible Belt, waarvan bekend is dat er religieuze bezwaren leven tegen vaccinatie in het algemeen.
Om meer inzicht te krijgen in factoren die de HPV-vaccinatiegraad op regionaal niveau beïnvloeden gaan we starten met een multilevel-database onderzoek onder de geboortecohorten 1999, 2001 en 2004. In de studie wordt gekeken welke demografische factoren en factoren op het gebied van vaccinatie-acceptatie, levensbeschouwing en politieke voorkeur van invloed zijn op de HPV-vaccinatiestatus. Door drie verschillende jaartallen mee te nemen in de analyse kan gekeken worden naar verschillen en overeenkomsten door de tijd. Ook worden doelgroepen gedefinieerd die geassocieerd zijn met een lagere HPV-vaccinatiegraad.
Met de uitkomsten van het onderzoek kunnen GGD’en en gemeenten nagaan welke doelgroepen in hun regio sterk vertegenwoordigd zijn en hier hun voorlichting en vaccinatiecampagnes beter op afstemmen.
Tevens kunnen de resultaten van de studie gebruikt worden voor vervolgonderzoek onder de doelgroepen met een lage vaccinatiegraad waarbij gekeken kan worden naar de specifieke zorgen, wensen en informatiebehoefte van deze doelgroepen. Dit kan aanknopingspunten bieden voor gerichte interventies om de vaccinatiegraad te verbeteren.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Anne de Munter en Helma Ruijs (GGD Gelderland-Zuid) in samenwerking met de afdeling Epidemiologie en Surveillance van het RIVM. Het onderzoek wordt vanuit AMPHI begeleid door Jeannine Hautvast.
Afgerond onderzoek
Ondanks de hoge vaccinatiegraad komen er in Nederland met enige regelmaat epidemieën voor van ziekten als polio, mazelen en rodehond. Deze epidemieën zijn veelal beperkt tot de reformatorische gezindte, een groepering van 250.000 personen waar religieuze bezwaren tegen vaccinatie leven. Om een bewuste keuze te stimuleren en aan de informatiebehoefte binnen de reformatorische gezindte tegemoet te komen is er met subsidie van ZonMw in samenwerking met de Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV, een patiëntenvereniging op Bijbelse grondslag) een brochure ontwikkeld voor ouders uit de reformatorische gezindte waarin de religieuze argumenten voor en tegen vaccinatie aan de orde komen.
De brochure werd begin 2013 gelanceerd en in samenwerking met de NPV breed onder de aandacht van de doelgroep gebracht, onder andere via het NPV-ledenblad en via NPV-bijeenkomsten. De brochure was ook beschikbaar voor medewerkers in de JGZ, ten tijde van de mazelen epidemie in 2013 om mee te geven aan ouders. Met dit evaluatie-onderzoek willen we nagaan of de brochure de doelgroep bereikt, aan hun informatiebehoefte voldoet en invloed heeft op hun besluitvorming.
Resultaten
Link naar “Vaccinatie in de reformatorische gezindte : brochure professionals”
Artikel Increase in vaccination coverage between subsequent generations of orthodox Protestants in The Netherlands
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Helma Ruijs (hruijs@ggdgelderlandzuid.nl), arts M&G, en Henri Spaan (beiden GGD Gelderland-Zuid) met ondersteuning van Alma Tostmann en Jeannine Hautvast (beiden Academische Werkplaats AMPHI). Het wordt gefinancierd door RIVM regio-budget gelden (regio Oost).
Tussen 2009 en 2012 was er een bofuitbraak gaande in Nederland waarbij voornamelijk universiteitsstudenten getroffen werden. Om meer zicht te krijgen in de determinanten van de bereidheid van universitaire studenten om de BMR vaccinatie te accepteren, werd dit onderzoek uitgevoerd.
Het onderzoek bestond uit twee fasen. De eerste fase bestond uit diepte-interviews met studenten die als kind niet (volledig) gevaccineerd waren, en die nu bewust wel of niet de bof inhaalvaccinatie accepteerden. In de tweede fase werd het relatieve belang van deze determinanten in het al dan niet accepteren van dit aanbod onderzocht, door een online vragenlijst af te nemen bij een representatieve groep universiteitsstudenten.
Resultaten
Artikel “Determinants of students’ willingness to accept a measles-mumps-rubella booster vaccination during a mumps outbreak: a cross-sectional study”
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd samen met Cib-RIVM op basis van een van ZonMw verkregen subsidie. De studie werd uitgevoerd door: Hanneke Donkers, Jeannine Hautvast, Helma Ruijs en Marlies Hulscher. Voor informatie kunt u mailen naar: Jeannine.Hautvast@radboudumc.nl.
Doel van deze studie was om zowel kwantitatief als kwalitatief inzicht te verkrijgen in de acceptatie van vaccinatie door bevindelijk gereformeerden. Eerst werden omvang en vestigingsplaatsen van de verschillende bevindelijk gereformeerde kerken in kaart gebracht en onderzocht wat de vaccinatiegraad binnen deze groepering was. Vervolgens werd geïnventariseerd welke factoren een rol speelden bij de individuele beslissing om al dan niet tot vaccinatie over te gaan en wat de invloed was van medische professionals en religieuze leiders.
De vaccinatiegraad onder bevindelijk gereformeerden is een stuk lager dan onder de rest van de Nederlandse bevolking. Daardoor steken er in de zogenoemde Bible Belt met enige regelmaat epidemieën de kop op van ziekten als bof, mazelen en rodehond. De onderzoekers van AMPHI en de GGD wilden weten of het percentage mensen in deze gemeenschap dat vaccineert in de loop van de tijd aan verandering onderhevig is. Zij stuurden via reformatorische bladen en websites uitnodigingen voor de enquête, en zij spoorden deelnemers aan om zelf bekenden uit te nodigen. Zo deden uiteindelijk bijna duizend mensen tussen 18 en 40 mee. Van hen was 55 procent gevaccineerd. Van hun ouders was dat iets meer dan 40 procent. Ongeveer 65 procent was van plan om (eventuele) kinderen te laten vaccineren, of had dit al laten doen. Deelnemers die zelf gevaccineerd waren, die religieus minder conservatief waren en/of hoger opgeleid waren, lieten vaker hun eigen kinderen vaccineren. Hoe conservatiever de geloofsgemeenschap, hoe lager de vaccinatiegraad. In de meest conservatieve groepen (Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeenten) was de vaccinatie-graad bij zowel deelnemers als hun ouders rond de 10 procent, en maar 1 op de 5 was van plan zijn of haar kinderen te laten vaccineren.
Resultaten
Proefschrift “Acceptance of Vaccination among Orthodox Protestants in The Netherlands”
Artikel “Increase in vaccination coverage between subsequent generations of orthodox Protestants in The Netherlands”
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd als een promotieonderzoek van Helma Ruijs. Het werd begeleid door Jeannine Hautvast, Marlies Hulscher en Koos van der Velden
Waterpokken is een in Nederland zeer veel voorkomende infectieziekte veroorzaakt door het varicella zostervirus. Op de leeftijd van 5 jaar heeft 97% van de kinderen waterpokken doorgemaakt. De ziekte verloopt over het algemeen mild, ziekenhuisopnames en ernstige complicaties komen relatief weinig voor. Infecties bij immuungecompromitteerden en zwangeren kunnen echter ernstig verlopen.
Er is een vaccin beschikbaar tegen varicella zostervirus en er is discussie gaande of deze vaccinatie al dan niet opgenomen moet worden in het RVP. De Gezondheidsraad heeft advisering over vaccinatie tegen varicella zoster virus opgenomen in haar werkprogramma. Het RIVM brengt in dat kader de ziektelast veroorzaakt door waterpokken nauwkeurig in beeld. Daarnaast start het RIVM in 2012 een onderzoek naar de acceptatie van vaccinatie tegen waterpokken onder ouders. In aanvulling hierop is een onderzoek naar het standpunt van medewerkers in de gezondheidszorg gewenst. Voor kosten-effectiviteitsanalyses is gedetailleerde informatie over de te verwachten acceptatie cq de te bereiken vaccinatiegraad van groot belang en deze wordt onder andere beïnvloed door de opstelling van medewerkers in de gezondheidszorg. Al deze informatie zal door de Gezondheidsraad meegewogen worden in haar uiteindelijke advies.
Deze studie heeft als doel inzicht te krijgen in de kennis over waterpokken van medewerkers van GGD-afdelingen Infectieziektebestrijding en consultatiebureaus, hun perceptie van de ernst van de ziekte en hun attitude ten opzichte van eventuele vaccinatie tegen waterpokken. De resultaten kunnen gebruikt worden om de voorlichting over waterpokken te verbeteren en om de besluitvorming over het al dan niet opnemen van vaccinatie tegen varicella in het RVP te ondersteunen.
Resultaten
Artikel: Negative attitude and low intention to vaccinate universally against varicella among public health professionals and parents in the Netherlands: two internet surveys.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Helma Ruijs (hruijs@ggdgelderlandzuid.nl), arts M&G, GGD Gelderland-Zuid en Nicole Leerssen (voor heen GGD Riviereland) met ondersteuning van Alma Tostmann en Jeannine Hautvast (beiden Academische Werkplaats AMPHI). Het werd gefinancierd door RIVM regio-budget gelden (regio Oost).
Rubella kan tijdens de zwangerschap tot ernstige aangeboren afwijkingen leiden bij het kind. Door op antistoffen tegen rubella te screenen kan vastgesteld worden of een zwangere vrouw beschermd is tegen rubella. Aan een niet-beschermde vrouw kan na de zwangerschap vaccinatie worden aangeboden zodat zij bij een eventuele volgende zwangerschap wel beschermd is. Wij onderzochten in Oost-Nederland hoe verloskundigen met rubellascreening omgaan. Iets meer dan de helft van de verloskundigen (57,6%, 95% BI 50,8-64,4) screent elke zwangere ten minste één keer. Een kwart van de verloskundigen screent alleen de risicogroepen (24,6 %, 95% BI 18,7-30,5), de rest screent helemaal niet (17,7%, 95% BI 12,5-22,9). Opvallend is dat zowel verloskundigen die alle zwangere vrouwen screenen als verloskundigen die helemaal niet screenen beide aanvoeren dat dit het standaardbeleid is. Er is kennelijk geen consensus over het screeningsbeleid.
Resultaten
Artikel “Rubellascreening bij zwangere vrouwen door verloskundigen”
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek is uitgevoerd door Helma Ruijs, A. van Harten-Gerritsen, R. Akkermans, H. de Haan-Burggraaf en Jeannine Hautvast.
Olga Visser, onderzoeker bij AMPHI en arts infectieziektebestrijding bij GGD regio Utrecht, onderzocht factoren die ervoor zorgen dat zorgverleners en ouders een kinkhoestvaccinatie accepteren om jonge baby’s te beschermen tegen kinkhoest. Vervolgens heeft ze met behulp van Intervention Mapping een pilot vaccinatieprogramma ontwikkeld, dat aansluit op de meest relevante en veranderbare factoren. Visser’s onderzoek naar acceptatie van vaccinatie kan ook worden toepast bij andere vaccinatievraagstukken.
Bewuste beslissing over vaccinatie
Visser toonde aan dat goede informatie voor zorgverleners en ouders niet voldoende is om een bewuste keuze te maken over een kinkhoestvaccinatie. Veel van hen vinden het moeilijk om de beschikbare informatie op waarde te schatten en konden deze niet goed gebruiken om een keuze te maken. “Ze hebben veel aandacht voor het feit dat niet alle informatie waar is, maar doordat foutieve informatie vaak herhaald wordt, is het lastig om alle informatie te wegen,” aldus Visser. Zorgverleners en ouders vonden het behulpzaam om bij het maken van hun keuze in gesprek te gaan met anderen in een vergelijkbare situatie.
Naast de verwerking van informatie zijn ook ervaring en vertrouwen belangrijke thema’s in het keuzeproces. Visser: “Eerdere ervaringen met vaccinatie of de betreffende ziekte kleuren het beeld dat mensen hebben van de vaccinatie. Ook mensen die eerder in aanraking kwamen met een verplicht vaccinatieprogramma waar ze niet helemaal achter konden staan, vertellen dat ze zich aangetast voelden in hun autonomie. Dit leidde bij een volgend vaccinatie aanbod tot extra weerstand.” Daarnaast heeft het vertrouwen dat mensen hebben in de overheid, de wetenschap en de farmaceutische industrie invloed op de acceptatie van vaccinaties.
Om ouders en zorgverleners te helpen bij het nemen van een beslissing over vaccinatie, ontwikkelde Visser een keuzehulp. Daarin worden persoonlijke en professionele waarden als uitgangspunt genomen. Door deze waarden – zoals verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid, vrijheid of veiligheid – toe te kennen aan vaccinatie en deze te vergelijken met de eigen waarden kunnen volwassenen beter tot een overwogen beslissing komen.
Maatschappelijke impact
In 2017 bracht de Gezondheidsraad een advies uit om zorgverleners die in direct contact komen met jonge kinderen een vaccin tegen kinkhoest aan te bieden. De minister van Sociale Zaken nam dit advies over en raadde werkgevers aan om hun werknemers dit vaccin aan te bieden. Dit gebeurt echter nog niet vaak. “Voordat mijn keuzehulp kan worden aangeboden om zorgverleners te helpen met hun keuze met betrekking tot vaccinatie, zullen werkgevers ervan overtuigd moeten worden dat ze deze vaccinatie moeten aanbieden aan hun werknemers,” zegt Visser.
Visser onderzocht ook de voor- en nadelen van het vrijwillige vaccinatieprogramma zoals dat nu in Nederland bestaat. Hierin komen belangrijke argumenten naar voren om in de Nederlandse context voorkeur te houden voor vrijwillige vaccinatie. Dit advies is ook onlangs aangeboden aan de Raad van State. Dit sluit aan bij de discussie om kinderdagverblijven toe te staan kinderen zonder vaccinaties te weigeren. Het onderzoek van Visser is niet beperkt tot vraagstukken rondom een kinkhoestvaccinatie voor volwassenen, maar kan veel breder getrokken worden. Visser: “Het ontwikkelde model kan worden toegepast op alle vaccinatievraagstukken en zo leiden tot bewustere vaccinatiekeuzes.”
Resultaten
Proefschrift “Preventing pertussis in early infancy”
Artikel “Cocooning ter preventie van kinkhoest: een haalbare strategie in Nederland?”
Artikel “Intention to Accept Pertussis Vaccination for Cocooning: A Qualitative Study of the Determinants”
Artikel “Assessing determinants of the intention to accept a pertussis cocooning vaccination: A survey among Dutch parents”
Artikel “Assessing determinants of the intention to accept a pertussis cocooning vaccination: A survey among healthcare workers in maternity and paediatric care”
Betrokken medewerkers
Dit promotie-onderzoek wordt uitgevoerd door Olga Visser (Olga.Visser@radboudumc.nl). De begeleiding wordt gedaan door: Jeannine Hautvast, Marlies Hulscher en Koos van der Velden. Het onderzoek is gefinancierd door ZonMw.
Bij mazelenepidemieën in Nederland is het merendeel van de patiënten niet gevaccineerd vanwege religieuze bezwaren tegen vaccinatie. Tijdens mazelenepidemie van 2013/2014 viel op dat de gemiddelde leeftijd van de patiënten hoger was dan bij de voorgaande epidemie (in 1999/2000). Ook waren onder mensen die ouder waren dan 14 jaar meer ziektegevallen dan onder mensen jonger dan 14 jaar. Mensen ouder dan 14 jaar waren al geboren voor de epidemie van 1999/2000, maar hebben die epidemie gemist, want een mazeleninfectie biedt levenslange bescherming. Bij mazelen op (jong) volwassen leeftijd, is het risico op complicaties en ziekenhuisopnames verhoogd.
Doel van ons onderzoek was het identificeren van factoren die samenhangen met het missen van mazelen tijdens een epidemie. Anders gezegd: wat zijn risicofactoren voor het niet krijgen van mazelen tijdens een epidemie en dus voor het krijgen van mazelen tijdens een latere epidemie.
We hebben een patiënt-controle onderzoek uitgevoerd met een online vragenlijst. Patiënten waren reformatorische jongeren (geboren in 1988-1998), die tijdens de mazelenepidemie in 2013/2014 bij GGD’en zijn gemeld (n=204). Controles waren reformatorische jongeren (geb. 1988-1998) die als kind mazelen hebben gehad (epidemie 1999/2000) (n=563). Patiënten zijn benaderd door de GGD waar ze gemeld waren. Controles zijn benaderd via reformatorische (sociale) media, verschillende reformatorische middelbare scholen en de sneeuwbalmethode.
De analyse werd uitgevoerd in twee leeftijdsgroepen omdat schoolgang een grote invloed heeft op het oplopen van een mazeleninfectie. De eerste groep jongeren, geboren in 1996-1998, waren tijdens epidemie in 1999/2000 baby of peuter en gingen dus nog niet naar school; de tweede groep jongeren, geboren in 1988-1995, wel. Risicofactoren voor het missen van mazelen bij baby’s en peuters (n=391) waren het niet hebben van oudere broers/zussen, niet wonen in de Bible Belt en behoren tot een minder conservatief reformatorisch kerkgenootschap. Schoolgaande kinderen (n=376) met een verhoogd risico op het missen van mazelen waren kinderen die niet woonden in de Bible Belt en/of niet naar een reformatorische basisschool gingen.
Uit dit onderzoek kunnen we concluderen dat minder conservatieve reformatorische jongeren een hoger risico hebben om mazelen te missen en op hogere leeftijd nog vatbaar te zijn. Uit eerder onderzoek bleek dit juist de doelgroep te zijn die meer bereid is tot vaccinatie. Medische professionals die te maken hebben met deze doelgroep, bijvoorbeeld op consultatiebureaus, reisvaccinatiecentra of arbodiensten, kunnen hen erop wijzen dat ze mogelijk nog vatbaar zijn voor mazelen en uitleg geven over de mogelijkheid van inhaalvaccinatie.
Resultaten
Artikel: Risk factors for persisting measles susceptibility: a case-control study among unvaccinated orthodox Protestants
Meer informatie leest u in de presentatie van het project.
Betrokken medewerkers
Dit project wordt uitgevoerd door Helma Ruijs en Anne de Munter-Mulder (beiden GGD Gelderland Zuid) met een subsidie uit het RIVM Regiobudget.