Op deze pagina vindt u meer informatie over de onderzoeksprogramma’s op het gebied van hygiëne
Lopend onderzoek
In 2017 waren er 954 festivals in Nederland met 26,6 miljoen bezoekers. Momenteel wordt er door deskundigen infectiepreventie (DI) verschillend geadviseerd over de situering van watertappunten op (muziek)evenementen. Dit komt onder andere door een onderzoek op Schiphol. Schiphol adviseert reizigers om geen water te tappen bij de wc’s na onderzoek van de kranen. Veel kranen waren besmet, waardoor mensen ziek zouden kunnen worden.
Verschillende adviezen zijn verwarrend en niet wenselijk. Om dit te voorkomen willen we onderzoeken of watertappunten, en water getapt in een ‘vuil’ gedeelte (bij de wc’s), meer gecontamineerd zijn met Enterobacteriaceae (indicatororganisme) dan watertappunten, en water getapt, in een schoon gedeelte. Daarnaast onderzoeken we of de mate van contaminatie toeneemt gedurende het evenement.
We voeren het onderzoek uit bij 2 grote muziekevenementen. We maken een kweekuitstrijk van de kranen (de draai/duwknop en het uiteinde) en nemen een watermonster op 3 momenten: voor het evenement start, halverwege en aan het einde. Vervolgens sturen we dit op naar het laboratorium van het Jeroen Bosch Ziekenhuis en het RIVM.
De eerste stap is nu om een gedetailleerd onderzoeksprotocol op te stellen en evenementen te werven. In het zomerseizoen voeren we het onderzoek uit. De analyse en duiding van de uitkomsten is gepland in de herfst en winter en de rapportage zal gereed zijn in het voorjaar van 2021.
Betrokken medewerkers
De projectgroep bestaat uit Ans Bleumer, Mandy Kruisbergen en Sandra van Dam. Projectadviseurs zijn Ellen van Jaarsveld (AMPHI), Sander Leenders (JBZ) en Harold van den Berg (RIVM).Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiële steun vanuit het programmabudget van het project Regionale Ondersteuning van het RIVM Centrum Infectieziektebestrijding.
Door de COVID-19 pandemie is er veel aandacht geweest voor infectiepreventie en de GGD. Ook zagen we een stijging in het aantal meldingen van infectieziekten dat kinderdagverblijven deden. We vragen ons af of dit een gevolg is van de vernieuwde aandacht voor de meldplicht van de GGD of dat de stijging in meldingen te maken heeft met de hygiënestatus in kinderdagverblijven.
Vlak voor de COVID-19 pandemie werd het interregionale project I-4-1-Health afgerond. Onderdeel van dit project waren metingen in kinderdagverblijven in 2018-2019. Deze metingen bestonden uit vragenlijsten, swabs van de omgeving en ontlasting onderzoek.
Om onze vraag te toetsen, gaan we begin 2023 de vragenlijsten en omgevingsswabs zoals gedaan tijdens het I-4-1-Health project herhalen. Idealiter doen we dat in dezelfde kinderdagverblijven. De betrokken kinderdagverblijven zullen na de zomer gevraagd worden of zij willen deelnemen aan de herhaalmeting. Er wordt niet opnieuw ontlasting getest, omdat de resultaten hiervan minimaal waren ten opzichte van de budgettaire en logistieke belasting. In het I-4-1-Health project werden vrijwel geen antibiotica resistente bacteriën gevonden bij de kinderen en daardoor konden de onderzoekers dus nauwelijks risicofactoren voor het krijgen van een dergelijke bacterie aanwijzen. Het extra werk zal daardoor niet voldoende extra inzicht opleveren.
Door de hygiënestatus nogmaals te meten en te vergelijken met de eerdere metingen, weten we beter wat de invloed van de COVID-19 pandemie is en wat de huidige hygiënestatus op kinderdagverblijven is. De resultaten geven de GGD’en handvatten om kinderdagverblijven te ondersteunen in het verbeteren van hun hygiënestatus. Ook geeft het de GGD mogelijkheden om in een vervolg (ontwikkel) project samen met de kinderdagverblijven ondersteunen materiaal te ontwikkelen (indien gewenst).
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door: Elke den Boogert, infectieziekten epidemioloog i.o., Karien Wannee, verpleegkundige Maatschappij en Gezondheid, Jet van den Heuvel, deskundige infectiepreventie, allen werkzaam bij GGD Hart voor Brabant. Het onderzoek wordt vanuit AMPHI begeleid door Jeannine Hautvast. Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiële steun van de RIVM regio gelden.
In december 2017 meldt een arts voor verstandelijk gehandicapten (AVG) een cliënten met braken en diarree in een woonvoorziening voor mensen met een verstandelijke beperking. Het blijkt een norovirusuitbraak. Uit analyse blijkt dat er al langer een uitbraak gaande is in deze organisatie. Dit is niet als uitbraak herkend. De dagbesteding blijkt een verzamelplaats van cliënten die het norovirus brengen en halen. . Helaas blijft het niet bij deze organisatie: omdat de dagbesteding door cliënten van andere instellingen wordt bezocht, wordt het virus ook daar verspreid. Als GGD afdeling infectieziektebestrijding waren we nauw betrokken bij de bestrijding. We vragen ons af wat er gebeurd was als de klachten eerder onderkend waren als symptomen van het norovirus en er direct adequate maatregelen waren genomen. Kwaliteitsmedewerker van een VGZ instelling in Noordwest Overijssel geeft aan dat het onduidelijk is in hoeverre de bij hun instelling aangesloten dagbestedingen verschillen in infectiepreventiebeleid en ziet graag dat dit wordt onderzocht. Graag zou zij met haar netwerk een bijdrage willen leveren in het onderzoek.
De doelstelling van dit onderzoek is inzicht te krijgen in de mate van kennis, praktijkervaring en behoefte met betrekking tot infectiepreventie van medewerkers werkzaam in dagvoorzieningen in de VGZ (verder ‘professionals’ genoemd).
Om deze doelstelling te behalen zijn de onderstaande onderzoeksvragen opgesteld:
a. Over welke kennis van infectiepreventie en infectieziekten beschikken deze professionals?
b. Welke ervaringen op het vlak van impledamenteren van infectiepreventierichtlijnen, ervaren verantwoordelijkheid en organisatorische inbedding hebben deze professionals? Zijn hierin knelpunten en ‘best practices’ te benoemen?
c. Welke behoeften hebben deze professionals t.a.v. de implementatie, verantwoordelijkheid en organisatorische inbedding t.a.v. infectiepreventie?
Door middel van focusgroepgesprekken en topiclists proberen we de onderzoeksvragen in kaart te brengen, uit te werken en te analyseren. Vervolgens hopen wij met een conclusie te komen waarmee wij een vervolgonderzoek kunnen starten.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Evelien Drenthen, verpleegkundige infectieziektebestrijding, GGD IJsselland. Het onderzoek wordt vanuit AMPHI begeleid door Julie Swillens van IQhealthcare en Jeannine Hautvast van AMPHI, beiden Radboudumc.
Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiële steun van de RIVM regio gelden.
Instellingen waar kwetsbare personen verblijven moeten een infectieziekte-uitbraak melden bij de afdeling Infectieziektebestrijding (IZB) van hun Gemeentelijke Gezondheids Dienst (GGD). Deze meldingsplicht is vastgelegd in artikel 26 van de wet publieke gezondheidszorg (WPG). In de praktijk is er onderrapportage van infectieziekte-uitbraken. Ondanks diverse onderzoeken naar de werkwijze rond artikel 26 en de ontwikkeling van enkele interventies om de meldprocedure te verbeteren, blijven er bij IZB-professionals twijfels en knelpunten bestaan rond artikel 26. Ook zijn er impactvolle ontwikkelingen geweest in de maatschappij en bij meldende instellingen sinds de invoering van artikel 26. Daarom is er behoefte aan een meer basale heroriëntatie op het onderliggende doel van artikel 26.
Het doel van dit onderzoek is het exploreren van de visie van IZB-professionals bij de Nederlandse GGD’en op het doel van artikel 26 van de WPG en hun bij dit doel passende rollen, taken en verantwoordelijkheden. Dit wordt bestudeerd in de context van de huidige maatschappij en inrichting van de onder de meldingsplicht van artikel 26 vallende instellingen.
De data worden verzameld door middel van kwalitatief onderzoek in de vorm van focusgroepen. Alle professionals in infectieziektebestrijding bij de Nederlandse GGD’en worden uitgenodigd voor deelname. Dit betreft artsen, verpleegkundigen en deskundigen infectiepreventie. Bij de selectie van deelnemers wordt gestreefd naar zo veel mogelijk variatie geografische en ervaring met artikel 26 (met een minimum van twee jaar). Er wordt gestreefd naar vierentwintig tot veertig deelnemers. Er zal gebruik gemaakt worden van zowel frameworkanalyse als thematische analyse.
Het beoogde eindproduct van het onderzoek is inzicht in de huidige visie van de beroepsgroep van IZB-professionals bij Nederlandse GGD’en op het doel van artikel 26 en hun eigen daarbij passende rollen, taken en verantwoordelijkheden. De verwachting is dat de resultaten van dit onderzoek een basis zullen vormen voor aanbevelingen vanuit het GGD-werkveld over het doel en een eigentijdse invulling van artikel 26. Daarnaast zullen de onderzoeksresultaten mogelijk als input dienen voor vervolgonderzoek onder de meldende instellingen.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Eveline Hoevenaars, arts Infectieziektebestrijding bij GGD Hollands Noorden en onderzoeker bij de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde van Radboudumc. Het onderzoek wordt vanuit AMPHI begeleid door dr. Jeannine Hautvast, senior onderzoeker, coördinator academische werkplaats AMPHI van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde van Radboudumc, arts Maatschappij en Gezondheid, dr. Suzanne Smit, senior onderzoeker academische werkplaats AMPHI van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde van Radboudumc en drs. Julie Swillens, postdoctoraal onderzoeker van de afdeling IQ Healthcare van Radboudumc. Voor dit onderzoek is een subsidie aangevraagd bij de RIVM regio gelden.
Afgerond onderzoek
In 2016/2017 is de ‘KIDDI app’ ontwikkeld. Deze app bevat adviezen en geeft normen weer over hygiëne, schoonmaak, ziektebeelden en randvoorwaarden die direct te maken hebben met de uitvoering van het werk in de kinderopvang. Deze informatie is gebaseerd op de richtlijn van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid.
Sinds de lancering is de KIDDI app bijna in totaal 17.000 keer gedownload. Het is niet zichtbaar wie de huidige gebruikers zijn van de app, wie deze app heeft gedownload en wat de frequentie van het individuele gebruik is. Onbekend is dus of de app daadwerkelijk gebruikt wordt door de doelgroep ‘Medewerkers van kinderdagcentra’ en of de app in de behoefte van deze doelgroep voorziet. Deze informatie is van belang voor de verdere verspreiding en verbetering van de app. Om inzicht te krijgen in het bereik en het gebruik en de tevredenheid van en over de app willen we een evaluatieonderzoek uitvoeren.
Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in: het bereik van de app; het gebruik van de app; de waardering van de gebruikers van de app; wat hebben de GGD’en in NL ondernomen om de app bij de doelgroep onder de aandacht te brengen. De data zullen verzameld worden via: de feedback functie van de KIDDI app zelf; interviews met pedagogisch medewerkers die de app gebruiken; vragenlijsten aan pedagogisch medewerkers die de app niet gebruiken; vragenlijsten aan GGD’en. We streven ernaar in december 2018 de resultaten te kunnen presenteren.
Resultaten
Poster KIDDI-app Transmissiedag 2019
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Sabiena Feenstra en Charlotte van Rijssel, GGD Gelderland-Zuid, Jeannine Hautvast van de Academische Werkplaats AMPHI is betrokken bij dit onderzoek.
Het merendeel van de zwangere vrouwen brengt tijdens de zwangerschap meerdere bezoeken aan de verloskundige. Daarom is de verloskundige de aangewezen persoon om eventuele risicofactoren op het gebied van infectieziekten te signaleren. Het is dus belangrijk dat verloskundigen voldoende kennis hebben over infectieziekten. Uit eerder onderzoek is gebleken dat dit niet altijd het geval is. Of ze hebben voldoende kennis, maar dragen deze niet goed over op zwangeren tijdens het spreekuur. Ook bleek dat er weinig samenwerking is tussen verloskundigen en de GGD.
In een vervolgonderzoek is eerst geïnventariseerd waar de behoeften liggen van verloskundigen en wordt er nu in het kader van een nieuw project een toolkit ontwikkeld met bruikbare materialen voor de verloskundigen. Daarmee kunnen ze aan zwangeren op een efficiënte manier informatie over infectieziekten geven. De toolkit zal de komende maanden worden getest door een aantal verloskundigen en zal begin 2019 in definitieve vorm gepresenteerd worden.
Het project wordt gefinancierd vanuit het programmabudget van het project Regionale Ondersteuning van het RIVM.
Resultaten
– Factsheet: Verloskundigen en infectieziektepreventie
– Infectieziektewaaier In de waaier staan 24 infectieziekten toegelicht. Bij iedere ziekte staat belangrijke informatie: kenmerken van de ziekte, incubatietijd, besmettelijke periode, transmissie en risicomaatregelen.
Betrokken medewerkers
Dit project wordt uitgevoerd door Rilana Wessel (epidemioloog GGD IJsselland) en Ingeborg Thurkow (GGD Ijsselland) met ondersteuning van de Academische Werkplaats AMPHI
In verband met COVID-19 pandemie is dit project niet door gegaan.
Het project is gebaseerd op een signaal van deskundigen infectiepreventie werkzaam bij de GGD. In uitbraaksituaties horen zij weleens van verpleeghuisorganisaties dat ze hygiënemaatregelen niet willen of kunnen instellen. Reden daarvoor is dat het niet past bij het gevoel van huiselijkheid in de organisatie. Dit bemoeilijkt het werk van de deskundigen infectiepreventie en kan er voor zorgen dat de uitbraak langer duurt. De vraag is of deze reden terecht is? Ervaren bewoners een conflicterend belang tussen huiselijkheid en hygiënemaatregelen? En denken familieleden daar hetzelfde over? Begrijpen zij waarom hygiënemaatregelen nodig zijn en vinden zij het daarom minder erg?
Ook de mening van zorgmedewerkers en managers van de verpleeghuizen worden meegenomen in het project.
Het doel is om een duidelijker beeld te hebben in hoeverre hygiëne de huiselijkheid mag beïnvloeden en omgekeerd. Door deze informatie weten we beter op welke manier we hygiëne in het verpleeghuis kunnen implementeren en welke belangen er spelen.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Elke den Boogert en Mandy Kruisbergen, GGD Hart voor Brabant, Claudia Greijn van de Academische Werkplaats AMPHI is betrokken bij dit onderzoek. Het onderzoek werd mede mogelijk gemaakt door financiële steun vanuit het programmabudget van RIVM regio gelden.
Infectiepreventie en bestrijding in de thuiszorg is essentieel om de introductie en verspreiding van infecties door de thuiszorg te voorkomen. Tot nu toe is echter weinig bekend over de praktijk van infectiepreventie in de thuiszorg. Het doel van dit onderzoek was om te verkennen hoe infectiepreventie in de thuiszorg gehanteerd wordt en na te gaan door welke gedragskenmerken en lokale gebruiken infectiepreventie beïnvloed wordt. Dit werd in kaart gebracht worden door het uitvoeren van observaties, diepte-interviews, en groepsdiscussies. De uitkomsten van dit onderzoek liet zien dat de dagelijkse praktijk van infectiepreventie in de thuiszorg suboptimaal was. Verder werd gevonden dat er veel variatie is in de werkomgeving, het gebruik van handhygiene, het adequate gebruik van PBM, het gebruik van communicatie devies en beleid en richtlijnen van organisaties. De studie liet verder belangrijke belemmerende en bevorderende factoren voor infectiepreventie in de thuiszorg zien, welke zichtbaar waren op het niveau van de werkomgeving, de client, de professional e de organisatie.
Dit onderzoek “Exploring infection prevention practices and its determinants in home-based care: a behavioural approach to develop future interventions” wordt door ZonMw gefinancierd.
Resultaten
Artikel: Exploring infection prevention practices in home-based nursing care: a qualitative observational study
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een onderzoeker van IQ healthcare van het Radboudumc, onder begeleiding van Dr. Anita Huis en Dr. Getty Huisman-de Waal. Jeannine Hautvast zal het onderzoek vanuit de Academische Werkplaats AMPHI begeleiden. Sabiena Feenstra van GGD Gelderland-Zuid is lid van de externe adviesgroep.
In 2017 en 2018 onderzocht GGD Hart voor Brabant hoe groot het risico is op ziekte door modder- en obstakelruns, zowel infectieziekten als andere gezondheidsklachten. Bijna 3.000 deelnemers van 17 runs vulden onze vragenlijst in. De risico’s op besmetting zijn klein, maar af en toe is het wel raak!
Een kleine 3% van de deelnemers kreeg maagdarmklachten na deelname, ongeveer 4% kreeg huidklachten en ongeveer 6% liep verkoudheidsklachten op. Blessures zagen we bij ongeveer 5% van de deelnemers, dit betrof voornamelijk knie- en enkelblessures.
Belangrijke risicofactoren: Deelnemers die modder inslikten kregen vaker maagdarmklachten. Huidklachten kwamen vaker voor bij deelnemers die zich na de run niet met stromend leidingwater afspoelden maar eerst in een hottub gingen zitten.
Vervolgonderzoek
Om gezondheidsklachten te voorkomen is goede voorlichting nodig met handelingsperspectieven. Het doel van het ontwikkelproject was om bewustwording te creëren onder deelnemers door ze te informeren over wat zij zelf kunnen doen om het risico op gezondheidsklachten te verkleinen.
Door interviews met deelnemers en samenwerking met experts is de inhoud van de campagne bepaald. Een communicatiebureau ontwikkelde de campagne. Deze bestaat uit een nieuwsberichtje, een banner en borden voor langs de route met de slogan ‘Run dirty, stay healthy’ en #monddicht #drinkwater #goedafspoelen.
We testten de campagne bij vier runs (aug-okt 2019). We vroegen deelnemers of ze de campagne zagen, wat ze ervan onthielden en wat ze ervan vonden.
Van de 462 bevraagde deelnemers was 70% man met een gemiddelde leeftijd van 34 jaar. Van de 462 deelnemers zagen 277 (60%) de campagne, waarvan voornamelijk de borden langs de route (n=214, 77%). De meeste deelnemers konden de boodschap #monddicht het beste reproduceren (n=155, 56%). Ze vonden de campagne nuttig en leuk.
Op basis van deze resultaten concluderen we dat de voorlichtingscampagne positief ontvangen wordt en voor bewustwording zorgt. We raden GGD’en aan om de voorlichtingscampagne te verspreiden onder organisatoren van modder-, obstakel- en survivalruns. Wij adviseren om de campagne zichtbaar te maken op locatie, zoals met borden langs de route.
Resultaten
Artikel: Risk factors for developing acute gastrointestinal, skin or respiratory infections following obstacle and mud run participation, the Netherlands, 2017
De resultaten van de interviews met deelnemers en de voorlichtingscampagne van het vervolgonderzoek zijn gepubliceerd in het Infectieziekten bulletin.
Materialen voor de campagne zijn vrij beschikbaar op de website van GGD Hart voor Brabant.
Danielle Oorsprong, arts infectieziektebestrijding in opleiding, hield een blog bij over het onderzoek:
Klaar voor de start
Een project met een zwarte rand
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Elke den Boogert, Danielle Oorsprong en Sandra van Dam met ondersteuning van Alma Tostmann van de Academische Werkplaats AMPHI. Het onderzoek werd mede mogelijk gemaakt door financiële steun vanuit het programmabudget van RIVM regio gelden.
Antibioticaresistentie is een groeiend probleem. De GGD kan zorgverleners, met name werkzaam buiten de ziekenhuizen, ondersteunen met adviezen om verspreiding van resistente bacteriën te voorkomen. Uit de praktijk blijkt echter dat thuiszorgorganisaties de GGD hiervoor zelden benaderen.
Met het huidige onderzoek werd in kaart gebracht welke ervaringen thuiszorgorganisaties hebben met antibioticaresistentie, welke knelpunten zij zien, welke handvatten zij nodig hebben om er op de juiste manier mee om te gaan en welke instanties/organisaties hen hierbij kunnen helpen.
Uit het onderzoek bleek dat veel thuiszorgmedewerkers behoefte hebben aan meer informatie over antibioticaresistentie, duidelijke protocollen specifiek voor de thuiszorg, betere communicatie met de huisarts en het ziekenhuis en een betere zorgoverdracht van cliënten die drager zijn van een resistente bacterie.
De resultaten van dit onderzoek hebben er inmiddels toe geleid dat het zorgnetwerk antibioticaresistentie GAIN (Gelders Antibiotica en Infectiepreventie Netwerk) is gestart met het ontwikkelen van een scholingsaanbod voor thuiszorgmedewerkers. Tegelijkertijd wordt ook gewerkt aan netwerkvorming en antibioticaresistentie en infectiepreventie op de managementagenda plaatsen. Hierbij wordt nauw samengewerkt met andere organisaties. Zo is recent bij IQ Healthcare (Eerstelijns geneeskunde, Radboudumc) het onderzoek EXPLORE infectiepreventie in de thuiszorg gestart, waarin wordt geinventariseerd hoe thuiszorgmedewerkers omgaan met infectiepreventie bij cliënten die complexe zorg krijgen. AMPHI en GGD Gelderland-Zuid zijn bij dit project, door ZonMw gefinancierd, betrokken.
Daarnaast worden binnen GAIN momenteel regionale afspraken gemaakt rondom de overdracht van informatie bij overplaatsing van dragers van een resistente bacterie. De thuiszorg wordt hier ook bij betrokken.
Resultaten
Artikel: Antibioticaresistentie bij de thuiszorg
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Dagmar van Nimwegen, Maarten van Mourik en Sabiena Feenstra (GGD Gelderland-Zuid), Marja Terwee en Hans Beks (GGD Gelderland-Midden), onder begeleiding van Academische Werkplaats AMPHI . Het onderzoek werd mede mogelijk gemaakt door financiële steun vanuit het programmabudget van het project Regionale Ondersteuning van het RIVM Centrum Infectieziektebestrijding.
Het aantal zorgboerderijen is de afgelopen jaren enorm toegenomen, van 318 in 1998 naar 1140 in 2011. Omgang met dieren op een zorgboerderij vormt een reëel risico op infectieziekten. Deelnemers van een zorgboerderij kunnen een risicogroep zijn voor een ernstiger beloop van infectieziekten. Door goed hygiënebeleid en optimale bedrijfsvoering kunnen risico’s op infectieziekten worden verminderd.
Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de hygiënestatus van zorgboerderijen met en zonder kwaliteitswaarborg in de provincie Gelderland. Tevens is aandacht besteed aan het opsporen van knelpunten
bij de uitvoering van hygiënebeleid. De hygiënestatus wordt geduid als het geheel van structuurkenmerken van de zorgboerderij en persoonskenmerken van personeel en deelnemers die mede bepalend zijn voor de hygiënische situatie.
Resultaten
Poster: De hygiënestatus van zorgboerderijen
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Manon Pelgrim, Sam Zweers, Toos Waegemaekers en Alma Tostmann.
Handenwassen na een bezoek aan de kinderboerderij geldt als een belangrijke interventie om transmissie van zoönosen te voorkomen. Toch blijkt uit literatuur dat weinig mensen de handen daadwerkelijk wassen. Wij wilden graag weten welke kenmerken invloed hebben op het handenwasgedrag van bezoekers.
In 2009 en 2010 is bij 594 volwassen bezoekers van 26 kinderboerderijen een mondelinge vragenlijst afgenomen en zijn de boerderijkenmerken in kaart gebracht. Met behulp van lineaire regressie is van verschillende determinanten de associatie met het zelfgerapporteerd handenwasgedrag vastgesteld. Het ging hierbij alleen om het wel of niet handenwassen; de kwaliteit van het wassen is niet nagevraagd.
Van de bezoekers gaf 45% aan de handen te hebben gewassen. Het voorlichtingsbord bij de kinderboerderij bleek van invloed op het handenwasgedrag: van de mensen die het bord hadden gezien wasten 58% (BI
53-63%) de handen tegenover 30% (BI 24-36%) van wie het bord niet zag. Het percentage bezoekers dat de handen waste in 2010 (23%) is opvallend lager dan in 2009 (55%). Dit kan deels verklaard worden door een andere verdeling van de bezoekkenmerken in 2009 en 2010. Toch bleef na correctie een verschil van 28% (BI 16-40%) bestaan. Mogelijk komt dit door een verhoogde aandacht voor hygiëne in 2009 vanwege de pandemie van Nieuwe Influenza A(H1N1).
Kinderboerderijen wordt geadviseerd voorlichtingsbord zo plaatsen dat bezoekers het goed zien.
Resultaten
Publicatie: Klomp J, Siers H, Timmerman-Kok C, Hautvast J. Kenmerken van het handenwasgedrag bij bezoekers van kinderboerderijen. TSG 2013; 5: 277-82.
Poster Een oriënterend onderzoek naar het handenwasgedrag van bezoekers bij kinderboerderijen
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Manon Pelgrim, Toos Waegemaekers, Mieke Wouters en Jeannine Hautvast.
Uitbraken van gastro-enteritis op kinderdagverblijven komen regelmatig voor. De GGD geeft dan advies over hygiënemaatregelen. Niet alle adviezen zijn wetenschappelijk onderbouwd en ook zijn ze vaak niet uniform. In dit artikel wordt beschreven hoe een evidence-based richtlijn met hygiëneadviezen voor een kinderdagverblijf bij een uitbraak van gastro-enteritis tot stand is gekomen. Hierbij is gebruik gemaakt van de RAND modified Delphi-methode.
Ook wordt de bruikbaarheid van deze richtlijn in de praktijk door kinderdagverblijven besproken.
Resultaten
Artikel: “Een uitbraak van gastro-enteritis in een kinderdagverblijf: de belangrijkste evidence-based hygiëneadviezen op een rij”
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Manon Pelgrim, Toos Waegemaekers, Mieke Wouters en Jeannine Hautvast.
Er is weinig contact tussen kinderdagverblijven en GGD’en over infectieziekten. Kinderdagverblijven stellen weinig vragen en melden weinig uitbraken aan de GGD. Dit komt mede door het ontbreken van kennis over meldingsplichtige ziekten volgens artikel 26 van de Wet publieke gezondheid. Kinderdagverblijven zijn niet bekend met wat de GGD voor ze kan doen. Uitbraken van vlekjesziekten komen echter vaak voor op kinderdagverblijven. De GGD kan kinderdagverblijven helpen door het voorzien van nuttig advies, bijvoorbeeld over communicatie naar de ouders en eventuele diagnostiek of preventiemaatregelen.
GGD Gelderland-Midden ontwikkelde een toolkit Vlekjesziekten en onderzocht in 2014 het gebruik hiervan door kinderdagverblijfmedewerkers. Het bleek dat de toolkit de zelfredzaamheid van de medewerkers rondom vlekjesziekten verhoogt. Men weet de GGD nu beter te vinden en is beter op de hoogte van het Meldpunt Infectieziekten en de wetgeving over meldingsplichtige ziekten.
Resultaten
Artikel “Vlekjes op het kinderdagverblijf ‘Geen vlek is te gek!’”
Materiaal uit de toolkit is te downloaden van de website van GGD Gelderland-Midden en kan gebruikt worden door andere GGD’en.
Meer informatie leest u in de presentatie van het project.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Maaike Bosschart (Maaike.Bosschart@vggm.nl), arts infectieziektebestrijding (VGGM), met ondersteuning van Toos Waegemaekers (arts M&G, RAC regio Oost) en Alma Tostmann en Jeannine Hautvast (beiden Academische Werkplaats AMPHI). Het werd gefinancierd door RIVM regio-budget gelden regio Oost.
Jongere kinderen hebben een grotere kans op het oplopen en verspreiden van infectieziekten. Met dit RIVM regio project is in kaart gebracht wat de hygiëneknelpunten zijn op basisscholen en welke behoeften basisscholen hebben om deze te verbeteren.
Uit de interviews met experts van GGD’en komt naar voren dat de hygiëne op basisscholen over het algemeen als niet goed wordt bevonden. Hierbij zijn als knelpunten aangedragen het niet op orde zijn van sanitaire voorzieningen, een gebrek aan bewustzijn over hygiëne, geen tijd nemen om de handen te wassen, het ontbreken van hygiëne-educatie en reminders en beperkt budget voor schoonmaak. Leerlingen, docenten en directeuren herkennen deze knelpunten. Ze noemen als behoeften een les over hygiëne, hygiëne koppelen aan (bestaand)lesthema, hygiëneregels inbouwen, controle op hygiëne gedrag en het verbeteren van de sanitaire voorzieningen. Het belangrijkste overkoepelende knelpunt dat naar voren komt is het ontbreken van een dagelijkse structuur waarin er aandacht is voor handhygiëne en de behoefte deze structuur neer te zetten. Bijvoorbeeld als vast onderdeel van het lesprogramma, waar mogelijk gekoppeld aan bestaande thema’s.
Resultaten
Artikel: ‘Wel je handen wassen he?’ Knelpuntenanalyse en behoeftepeiling naar hygiëne op basisscholen
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Maartje Sijbers, verpleegkundige GGD Hart voor Brabant, Elke den Boogert, onderzoeker GGD Hart voor Brabant, Mandy Kruisbergen, Deskundige Infectiepreventie GGD Hart voor Brabant, Rineke Nanlohij, Deskundige Infectiepreventie GGD Brabant Zuidoost, en Annabel Breeman, Deskundige Infectiepreventie GGD West-Brabant met ondersteuning van de Academische Werkplaats AMPHI. Contactpersoon voor dit project is Maartje Sijbers (GGD Hart voor Brabant).