Op deze pagina vindt u meer informatie over de onderzoeksprogramma’s op het gebied van infectieziekten algemeen
Lopend onderzoek
Er is internationaal en ook in Nederland al veel onderzoek gedaan naar het vóórkomen van ethische dilemma’s binnen de publieke gezondheidszorg en ook specifiek binnen de infectieziektebestrijding. Waar tot op heden nog weinig over bekend is, is hoe professionals, die werkzaam zijn binnen de infectieziektebestrijding, met deze dilemma’s omgaan. Ook weten we niet welke factoren en hoe deze factoren meespelen bij de keuzes die zij maken bij de daadwerkelijke uitvoering van hun werk. Het doel van dit onderzoek is daarom om te verkennen welke situaties Infectieziekten professionals in hun infectieziektebestrijdingswerk als lastig ervaren en exploreren welke persoonlijke, professionele en context factoren daar een rol in spelen, waarbij we focussen op de rol van morele waarden.
Dit onderzoek zal middels een kwalitatieve opzet 10-15 professionals werkend in algemene infectieziektebestrijding (IZB), tuberculose bestrijding en seksuele gezondheidszorg, interviewen.
Dit onderzoek zal in 2024 plaatsvinden. Het voornemen is de resultaten te publiceren in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Colette van Bokhoven, arts M+G bij AMPHI en GGD Gelderland-Zuid. Het onderzoek wordt vanuit AMPHI begeleid door dr. Jeannine Hautvast en Prof. dr. Aura Timen; tevens is Prof. dr. M. Verweij (Universiteit Utrecht) een begeleider. Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiële steun van: Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vanuit gelden voor het programma ‘Versterking infectieziektebestrijding en pandemische paraatheid GGD’en’ in 2023-2024.
In Nederland werken 450.000 arbeidsmigranten uit ‘EU-11 landen’ (de Midden- en Oost-Europese landen die na 2004 lid werden van de Europese Unie). Ondanks hun onmisbare bijdrage aan onze economie, veroorzaken de omstandigheden waarin zij moeten wonen en werken sociale en gezondheidsverschillen. Deze problematiek kwam vooral naar voren tijdens de COVID-19-pandemie, toen grote uitbraken op hun werkplekken de aandacht vestigden op hun rol bij de verspreiding van infectieziekten.
Bepaald gedrag, zoals veel reizen, laag zorggebruik en lage vaccinatiegraad, evenals de omstandigheden waarin zij leven en werken, zoals met veel mensen in kleine ruimtes wonen, werken en reizen, dragen bij aan een hogere infectiedruk onder arbeidsmigranten. Er is echter nauwelijks onderzoek gedaan naar de daadwerkelijke infectiedruk en oorzaken hiervan bij Midden- en Oost Europese arbeidsmigranten. Ook is er weinig bekend over het zorggebruik voor infectieziekten van deze groep en de drempels die ze daarbij ervaren.
Dit promotieonderzoek richt zich op de aard, ernst en determinanten van infectiedruk bij Midden- en Oost Europese arbeidsmigranten en hun infectieziekte gerelateerde zorgbehoefte, – gebruik en ervaringen. Dit wordt onderzocht door een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve studies en een literatuur review over infectiedruk en determinanten daarvan bij arbeidsmigranten uit EU-11 landen. De kwantitatieve studies onderzoeken onder meer hoe vaak infectieziekten voorkomen in deze populatie, hoe deze zich verspreiden en welke expositie en transmissie riscofactoren worden vertoond. In het kwalitatieve onderzoek wordt d.m.v. interviews gevraagd naar de behoeftes en ervaringen die zij hebben over zorg voor infectieziekten en wat hen daarin belemmerd.
Het doel is om inzicht te vergaren dat aanknopingspunten kan geven voor beleid dat gezondheidsverschillen voor deze groep verkleint.
Betrokken medewerkers
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Laura Boogaard, arts M+G, GGD Gelderland-Zuid & AMPHI. Het onderzoek wordt vanuit AMPHI begeleid door Dr. Tessa van Loenen, Dr. Jeannine Hautvast, Prof. dr. Aura Timen, allen van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde van het Radboudumc. Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiële steun van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vanuit gelden voor het programma ‘Versterking infectieziektebestrijding en pandemische paraatheid GGD’en’ in 2023-2024.
In de Maatschappelijke opvang (MO) instellingen is een verhoogd risico op het krijgen van infectieziekten. Dit komt omdat daklozen in deze instellingen dicht op elkaar leven en vaak gebruik wordt gemaakt van gezamenlijke faciliteiten. Velen van hen hebben bovendien een verminderde lichamelijke weerstand, veroorzaakt door factoren zoals overmatig alcohol- en drugsgebruik, evenals een gebrek aan aandacht voor persoonlijke hygiëne (Molenaar, 2011).
Infectiepreventie is hiermee essentieel voor de MO, om (de verspreiding van) infectieziekten te voorkomen en daarmee bij te dragen aan de gezondheid en het welzijn van deze kwetsbare bevolkingsgroep die afhankelijk is van MO. Belangrijk hierbij is dat om infectie binnen de MO te voorkomen of te verminderen, medewerkers binnen de MO voldoende kennis hebben over de RIVM (hygiëne) richtlijnen, procedures/richtlijnen bij een uitbraak van infectieziekte, de meldplicht bij de GGD en welke ondersteuning de GGD kan bieden.
Recentelijk hebben er een aantal infectie-gerelateerde voorvallen in de MO plaatsgevonden in regio Zuidoost-Brabant. Hieruit blijkt dat de betrokken MO onvoldoende informatie over infectieziekten heeft en de GGD niet voldoende weet te vinden. Anderzijds weet de GGD niet welke behoeften er bij de MO zijn met betrekking tot ondersteuning, samenwerking, communicatie ten aanzien van infectiepreventie.
Om te komen tot een betere ondersteuning vanuit de GGD, is het doel van dit project om na te gaan wat de kennis bij medewerkers binnen de MO is over infectieziekten, (hygiëne)richtlijnen en procedures bij uitbraak infectieziekten en om inzicht te krijgen in de behoefte en verwachtingen bij de MO omtrent ondersteuning, samenwerking en communicatie met de GGD over (preventie en bestrijden van) infectieziekten.
Deze onderzoeksvragen zullen op kwalitatieve wijze worden onderzocht door middel van semigestructureerde, individuele interviews met verschillende professionals die werkzaam zijn in de daklozenopvang (dag- en nachtopvang) in de regio Zuidoost-Brabant. De interviews worden afgenomen bij een meerderheid van de MO locaties in de regio (vijf tot acht locaties). Bij iedere locatie wordt getracht drie (eventueel twee) interviews af te nemen, met verschillende disciplines (directie/management, zorgverleners, vrijwilligers).
Op basis van de resultaten worden aanbevelingen gedaan hoe op het gebied van (preventie en bestrijden van) infectieziekten binnen de MO, de ondersteuning vanuit de GGD en samenwerking en communicatie met de GGD versterkt kan worden.
Betrokken medewerkers
Bij dit onderzoek zijn verschillende medewerkers van de GGD Brabant-Zuidoost betrokken: Evelien van Sterkenburg (projectleider), Didi de Gouw (senior onderzoeker), Antje Eugster (senior onderzoeker), Wieke Waanders (onderzoeksmedewerker), Rian Verduijn (verpleegkundige M&G), Rineke Nanlohij – Sturm (deskundige infectiepreventie), Syrka van Kuppenveld (anios) en Danielle van Oudheusden (arts M&G).
Het onderzoek wordt vanuit AMPHI begeleid door Ellen van Jaarsveld en Tessa van Loenen. Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiële steun van:
- RIVM regio gelden
I am text block. Click edit button to change this text. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.
Het aantal mensen dat voor scabiës de huisarts bezoekt is sinds jaren niet zo hoog geweest als nu. De incidentie van gerapporteerde scabiës gevallen in Nederland is tussen 2011-2021 meer dan verdrievoudigd en stijgt door. Ook bij de verschillende GGD’en verspreid over Nederland is een toename duidelijk merkbaar. Er valt nog veel te ontdekken en begrijpen over de huidige scabiësproblematiek. Gegeven de huidige ontwikkelingen op dit gebied is het daarom van belang om gerichte onderzoeksprojecten te initiëren. Binnen het Radboudumc zullen er twee verschillende onderzoeksprojecten opgezet worden. Eén is gericht op het verkennen en verbeteren van huidige scabiësdiagnostiek en het ander op het verkrijgen van diepgaand inzicht in de kenmerken en het behandeltraject van mensen met scabiës in de eerste lijn.
Door middel van een pilot studie willen we de toepasbaarheid en haalbaarheid van scabiësdiagnostiek op basis van huidschraapsels die zelf-afgenomen zijn onderzoeken. Daarnaast willen we ook de diagnostische accuraatheid van een PCR test vergelijken met microscopisch onderzoek. Op dit moment werkt de onderzoeksgroep (bestaande uit AMPHI onderzoekers en onderzoekers van afdeling Medische Microbiologie van het Radboudumc) aan het uitwerken van een onderzoeksprotocol om die vervolgens bij de medische ethische toetsingscommissie (METC) in te dienen. Zodra het een en ander geregeld is en de METC goedkeuring verkregen is, zal de dataverzameling van start gaan.
Voor het andere onderzoeksproject zal er onderzoek bij huisartsdossiers uitgevoerd worden. Gegevens afkomstig uit het Family Medicine Network (FaMe-Net) zullen hiervoor gebruikt worden. In het FaMe-Net registeren meerdere huisartspraktijken alle contacten tussen huisarts en patiënten sinds 1971. Met deze gegevens willen we trends in de afgelopen 10 jaar identificeren en de kenmerken en het behandeltraject van patiënten met scabiës in de eerste lijn inzichtelijk krijgen. Dit wordt in beeld gebracht door de initiële symptomen waarmee patiënten zich tot een huisarts wenden en de diagnostische en therapeutische strategieën die door de huisarts worden uitgevoerd. Ook dit onderzoeksproject bevindt zich in de beginfase.
Betrokken medewerkers
Contactpersoon voor deze twee onderzoeken is Ines Figaroa, werkzaam bij AMPHI en bij GGD regio Utrecht als infectieziekte-epidemioloog. Het onderzoek wordt vanuit AMPHI begeleid door Jeannine Hautvast, Ellen van Jaarsveld en Stijn Raven. Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiële steun van: Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vanuit gelden voor het programma ‘Versterking infectieziektebestrijding en pandemische paraatheid GGD’en’ in 2023-2024. De financier was niet betrokken bij het opzetten van de studie, het verzamelen en analyseren van data, het besluit tot publicatie of het schrijven van het manuscript.